Verklarende woordenlijst


 
Abdij klooster
   
Abt, abdis      mannelijk/vrouwelijk hoofd van een klooster
   
Adel een maatschappelijke stand waaraan een bepaald aanzien en bepaalde voorrechten zijn verbonden en die veelal bij de geboorte is verkregen
   
Allodiaal bezit vrij, eigen bezit, op geen enkele manier afhankelijk van een andere heer of eigenaar
   
Ambt de benaming voor de onderverdeling van een plattelandsgebied
   
Ambtman hoogste ambtenaar die in een district belast is met de rechtspraak, het bestuur en de defensie
   
Ambtsjonker jonker verbonden aan het ambtsgerecht
   
Assessor soort wethouder
   
Baljuw landvoogd, landdrost, ambtenaar, door de landsheer met de rechtspraak in een zekere streek belast rechter in het algemeen; in heerlijkheden met hoger, middelbaar en lager gerecht was een baljuw de rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer, ook die over het halsrecht en de straffen van de misdaden aangesteld is
   
Bannerheer

hoge edelman, heer van een aanzienlijke heerlijkheid, met bijzondere rechten en privileges

   
Beeldenstormer iemand die traditionele opvattingen en gebruiken aanvalt; vurig tegenstander van beelden in de kerken
   
Belenen

in het feodale leenstelsel kon de leenheer iemand met een leen begiftigen (belenen);

voorbeeld: de hertog van Gelre kon Baron Van Scherpenzeel een bepaald recht, landerijen of andere onroerende goederen in eigendom geven

   
Begeven van beneficies het recht om een persoon (pastoor/predikant) in een ambt te benoemen
   
Bijvang de gehele, meestal afgesloten omvang van zijn huis of erf
   
Blote eigendom wel eigenaar maar geen recht om gebruik te mogen maken van het pand of de opbrengst daarvan
   
Burgerwacht een uit gewone burgers samengestelde groep die (al dan niet met instemming van de overheid en al dan niet gewapend) de orde handhaaft
   
Carolus gulden goudstuk met de beeltenis van Karel de Vijfde, vanaf 1521 betaalmiddel, later ook in zilver uitgevoerd; 20 stuiver = 1 Carolus gulden
   
Cavalerie cavalerie, ruiterij of ruitervolk/paardenvolk is van oudsher de naam voor de militaire eenheid die zich te paard voortbewoog en te paard vocht; dit in tegenstelling tot de infanterie die te voet vecht en zich te voet verplaatst
   

Cedulle

schuldbrief, handschrift
   
Cijns  

belasting, rente

   
Collatie het recht om een kerkelijk ambt te vergeven
   
Compareerden verschijnen voor een schepen, notaris of rechter
   
Confessie bekentenis
   
Confiscatierecht

het recht om goederen na het overlijden van een bastaardkind, dat woonde binnen de grenzen van de heerlijkheid, op te eisen als eigendom

   
Connectie relatie, verbinding met
   
Corweide        

verrichten van arbeid ten dienste van de heer of vrouwe van de heerlijkheid

   
Costumen gewoonten, gewoonterecht
   
Cum annexis met bijbehoren, met wat er bij hoort
   
Dagelijks gericht de heer van Dreumel had het recht lichte vergrijpen te beoordelen en eventueel te bestraffen
   
Dijkgraaf voorzitter van een heemraad of diens vervanger
   
Dispensatie ontheffen van een voorschrift
   
Dragonder

de dragonder is een tussenvorm tussen cavalerie en de infanterie (vecht te voet, verplaatst zich te paard)

   
Douairière adellijke weduwe
   
Drost

ambtenaar die belast was met het toezicht op de justitie en het terugdringen van misdrijven die niet onder de gewone rechtspraak valt

   
Edelman een persoon die tot de adel behoort 
   
Erfscheiding   

verdeling van een nalatenschap

   
Freule aanspreekvorm voor een ongetrouwde vrouw van adel
   
Garnizoen

een militaire term voor een aantal soldaten dat op een specifieke plaats is gestationeerd; oorspronkelijk om die plaats te bewaken, maar tegenwoordig ook vaak met die plaats als thuisbasis

   
Geadmitteerd toegelaten, officieel ingeschreven en toegelaten
   
Gemak een toilet, aan de buitenzijde van het huis; ook middeleeuwse kastelen waren voorzien van een gemak dat in een uitbouw van de kasteelmuur was gemaakt en waarbij ieders ontlasting direct in de gracht viel
   
Gotisch schrift het hoekige, opgesierde monnikenschrift dat in de latere middeleeuwen in gebruik kwam
   
Goud gulden munt 17e-20e eeuw, gelijk aan 28 stuivers
   
Gouverneur voogd, landvoogd, stadsvoogd, bewindsman
   
Grondcijnzen het recht om belasting te heffen op het gebruik van gronden
   
Groot munteenheid tussen 1200 en 1500 met een waarde van een 1/2 stuiver
   
Gruitgeld

het recht een bepaald bedrag te heffen op gruit (samenstelling van rozemarijn en gagel)

   
Halfzuster    

vrouwelijk persoon die met een ander vrouwelijk persoon of met een mannelijk persoon één van de ouders gemeen heeft

   
Halsrecht

voltrekking van de doodstraf

   
Havezate

ridderhofstede onder andere in Drenthe en Overijssel

   
Heemraad lid van een dijk- of polderbestuur
   
Heerlijkheid als een leenman zelf leenheer werd dan noemde hij zijn bezit een heerlijkheid (letterlijk gebied van een heer)
   
Heraldische beschrijving wapenkundige beschrijving
   
Hoofdeling

hoofdeling was geen adellijke titel, maar betekende "belangrijk persoon"; in de loop van de geschiedenis werden hoofdelingen invloedrijke personen en families die veel land bezaten en bestuurlijke en juridische macht uitoefenden

   
Hopgeld het recht een bepaald bedrag te heffen op hop (allemaal grondstoffen voor het brouwen van bier)
   
Houtschat het recht om een vergoeding te heffen op gebruik van hout
   
   
Hulder

wettelijke vertegenwoordiger, die namens een minderjarige of een vrouw beleend wordt met een leengoed

   
Instrumentum akte
   
Jonggraaf       

jonge graaf, opvolger in een graafschap

   
Jonker aanduiding van een (meestal lagere) edelman
   
Jurisdictie rechtspraak / rechtsmacht
   
Kanton bestuurseenheid, vormt meestal de bestuurslaag boven die van gemeenten
   
Kanunnik geestelijke, monnik die deel uit maakt van een kapittel en verbonden is aan een kathedralenkerk
   
Kaperbrief brief die door de overheid of koning werd geschreven, waarmee een schip dat die brieven aan boord had het recht werd gegeven om schepen van vijandelijke mogendheden aan te vallen en leeg te roven; de kapitein die een dergelijke brief had verworven (en ook wel zijn schip) werd een kaper genoemd
   
Kapittel

Een kapittel is een bestuurscollege; meestal betreft het een kerkelijk college, bestaande uit katholieke priesters, verbonden aan een kathedraal of kapittelkerk; de leden ervan heten kanunniken. (Dreumel werd eeuwenlang bestuurd door het kapittel van Xanten)

   
Karspel (ook: kerspel, kerspil, carspel of carspil) is de middeleeuwse benaming voor een kerkgemeente, een parochie of een onderdeel daarvan
   
Kerkmeester

persoon belast met het beheren van de roerende goederen van de kerk

   
Kerkvoogd kerkmeester
   
Ketter iemand die in zijn geloof afwijkt van de officiële leer
   
Keurmede het recht op het beste stuk uit de erfenis van een horige op te eisen
   
Konvooi groep van bij elkaar horende voertuigen of schepen die achter elkaar rijden of varen
   
Klerikaal de geestelijke stand betreffend
   
Kwartieren a. met kwartieren worden een aantal generaties voorouders bedoeld, waarmee een bepaalde status binnen de adel kon worden aangeduid.
  b. een van de vier samenstellende delen van het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen; binnen Gelre zijn er de kwartieren van Nijmegen, Roermond (ook Over-kwartier geheten), Zutphen en Arnhem (ook wel Veluwe genoemd)
   
Landadel de op het platteland wonende adel met grondbezit
   
Landdag vergadering van de Staten van het hertogdom, samengesteld uit de Staten van de kwartieren; de staten bestonden uit bannerheren, ridderschappen en steden; tijdens een landdag kwamen de vertegenwoordigers bijeen om de landsheer te adviseren over zijn politiek
   
Landrecht het landrecht was een soortgelijk recht als het stadsrecht en kon gelden voor een relatief klein gebied, voor een gewest of voor een geheel land; als een plaats geen stadsrechten bezat, dan gold het landrecht van het gebied waarin deze lag
   
Landschap een regio; een gewest
   
Landvoogd      iemand die vroeger namens een vorst het land bestuurde
   
Leenheer

hij die aan een lagere een leen in bezit (te leen) geeft, zoals beschreven in een leenverhouding

   
Leenman iemand die in het bezit was van een leen en zorg draagt voor de uitvoering van de beschreven leenverhouding
   
Leenroerig

een leen bleef in het bezit van een leenheer, “leenroerig”, maar de rechten op het leen van de leenman konden vaak overgedragen worden bij vererving door het leen te “verheffen”

   
Legataris erfdeler
   
Maarschalk    

krijgsman, maar ook een paardenknecht

   
Malcanderen tegenover staand(e), overleggen, ook: met elkaar
   
Manschap het leenman zijn; leenman is iemand die een goed in leen had
   
Mitsgaders alsook, bovendien
   
Moei

tante, nicht en stiefmoeder

   
Molenrecht

het recht om een molen op te richten en die te verpachten

   
Momber

voogd over onmondigen

   
Morgen oude oppervlaktemaat. Met een morgen wordt een gebied aangeduid dat in een ochtend kon worden geploegd; een morgen is meestal iets minder dan een hectare groot; de precieze grootte is echter streekgebonden; in het Land van Maas en Waal hanteerde men de Rijnlandse morgen; dat is ongeveer 8516 vierkante meter (denk aan zwembad "De Zeven Morgen")
   
Ordinaris rechterlijke magistraat
   
Ordonnantie bevel, reglement
   
Oude oppervlaktematen 1 morgen = 6 hont = 600 roeden (Rijnland)
1 hont = ca.1419 m2
1 roede = 14 m2
   
Overgifte gerechtelijke opdracht van een onroerend goed
   
Page jongen die eertijds in dienst was van een ridder of een adellijk persoon, die overigens vaak zelf van hogere afkomst was en door zijn meester opgeleid werd voor zijn latere hogere positie; dienaar van een ridder
   
Privilege een bijzonder recht voor een bepaalde groep of personen
   
Reaal

een historische muntsoort, waarvan het soort metaal en het gewicht van land tot land en periode tot periode kon verschillen; de naam is van het Latijn regalis, "koninklijke", afgeleid

   
Recht van collatie het recht om een kerkelijk ambt te vergeven
   
Recht van de grote en smalle tienden het recht om tiendbelasting te heffen; deze belasting bestaat uit een tiende deel van de oogst, het bezit aan vee, enzovoorts
   
Recht van justitie

bij de lage heerlijkheid was de juridische bevoegdheid vooral civielrechtelijk en het bestraffen van lichte overtredingen;
bij de middelbare heerlijkheid waren er meer civielrechtelijke en justitiële bevoegdheden;
bij de hoge heerlijkheid hoorde ook de bevoegdheid tot het straffen van de zwaarste vergrijpen, met lijfstraffen

   
Recht van manschap het recht om leenman te zijn; een leenman is iemand die een goed in leen had
   
Reformatie de protestantse reformatie was het 16e-eeuwse schisma binnen het westerse christendom; een schisma is een splitsing of afscheuring van een organisatie in twee verschillende kampen
   
Regest

beknopte inhoudsopgave van een akte, brief, boek met afschriften van oorkonde

   
Regiment een militaire (gevechts-)eenheid
   
Rentmeester beheerder van de vermogens ten behoeve van de eigenaar
   
Riddergoed goed, meestal met een huis of kasteel, waarvan het bezit toegang kon geven tot de ridderschap van een kwartier en vervolgens tot de Staten van het gewest
   
Ridderschap groep riddermatigen die als college deelnemen aan de vergaderingen van de kwartierlijke- en gewestelijke Staten
   
Ritmeester officier bij de cavalerie die in rang gelijkstaat aan een kapitein
   
Schelling         

munt 17e-18e eeuw, gelijk aan 6 stuivers
ook betaalmiddel, 1 schelling = 12 denier (ca 11e eeuw)
ook betaalmiddel, 1/20 pond = 12 schellingen

   
Scholtis (ook: schout); bestuursambtenaar die meestal hoofd was van het gerecht en de politie in een stad of een district
   
Schout

een rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer van de heerlijkheid, rechterlijk ambtenaar, die in civiele zaken rechtsprak, hoofd van een ambacht

   
Schoutambt naam voor de gemeente in de periode 1818-1825
   
Schutten

het vangen, tegenhouden van loslopend vee en aan de schutpaal vastzetten of in de “schot” opsluiten

   
Separatist aanhanger van een afscheidingspartij
   
Spieker ook spijker; bergplaats voor gedorst graan; sinds de late middeleeuwen ook buitenverblijf of adellijk huis
   
Steenhuis is een vroege vorm van een borg of burcht
   
Substituut         plaatsbekleder, plaatsvervanger
   
Tiend belasting, bestaande uit een tiende van de oogst, een tiende van het bezit aan vee, enzovoorts
   
Tochtrecht

rechtsregels voor het vruchtgebruik

   
Tollenaar iemand die belastingen int
   
Traktaat verdrag of overeenkomst tussen staten of andere politieke machten
   
Universeel erfgenaam enige, alles krijgende erfgenaam
   
Verheffen

officieel verklaren zich aan de formele vereisten van trouw aan de leenheer te zullen voldoen door de erfgenaam van een leen

   
Vicarie oorspronkelijk was de vicarie in de middeleeuwen een afgezonderd vermogen waarvan de opbrengst bestemd was voor het levensonderhoud van een priester; deze vicaris moest daarvoor aan een bepaald altaar een of meer heilige missen opdragen, in gebeden bepaalde personen gedenken en eventueel nog andere, in de stichtingsbrief opgedragen, taken uitvoeren; de inkomsten van zo'n vicarie werden gegeven aan een door de collator uitgekozen vicaris die formeel door de geestelijke overheid (de bisschop) in dit geestelijk ambt werd gesteld
   
Visserijen het recht om te vissen in bepaalde wateren (beken, vennen en sloten)
   
Voluutvormig spiraal- of krulvormige versiering
   
Vonden alles wat aanspoelt aan het strand; ook bij een rivier
   
Warande het recht om in een bepaald gebied te mogen jagen