Henri François Fijnje van Salverda

 

   

Henri Francois Fijnje werd geboren te Amsterdam op 21 september 1796.

Omdat hij van mooie namen hield, voegde hij soms aan zijn naam Salverda toe.

De naam Salverda is ontleend aan zijn Friese grootmoeder.

Fijnje huwde 25 augustus 1820 met J.C.F. Zurich, die op 28 november 1822, enkele dagen na de geboorte van haar zoon, overleed.

Hij hertrouwde op 11 mei 1825 met J.A. Zurich (zus van zijn eerste vrouw), met wie hij het 60-jarig huwelijksfeest mocht vieren. Zij overleed op 25 maart 1890.

Behalve zijn zoon had hij uit zijn eerste huwelijk een dochter.

Fijnje van Salverda overleed op 2 juli 1889 te Nijmegen.

 

Henri François Fijnje van Salverda (bron: RKD)

 

Opleiding

Fijnje kreeg zijn (civiel)technische opleiding van 1814 tot 1816 aan de Artillerie- en Genieschool in Delft. Bij de Genieschool bleef hij als leraar wiskunde.

 
Functies

Met ingang van 1 oktober 1817 werd hij benoemd bij de Waterstaat tot aspirant-ingenieur en in Groningen geplaatst. Hier hield hij zich bezig met het ontwerpen van een afsluiting van het Reitdiep; met een bedijking bij De Dollard en het bouwen van een schepradsluis in de Drentse Hoofdvaart.

Hij werd met ingang van 1 december 1819 geplaatst te Arnhem. Naast zijn administratieve taken, werd hem het toezicht op allerlei werken opgedragen, zowel bij aanleg van wegen als bij rijswerken in de hoofdrivieren.

Van begin 1824 tot medio 1826 was hij arrondissements-ingenieur te Luxemburg. Vandaar werd hij overgeplaatst bij de Waterstaat in Nijmegen, waar hij vanaf 1 mei 1830 gedurende negentien jaren arrondissements-ingenieur was.

Hij stelde een register van peilingen samen en ontwierp normaallijnen voor de rivier de Waal.

Voor het Land van Maas en Waal ontwierp hij een stoombemaling met een bijzondere soort pomp met kleppen, “de pomp van Fijnje”. Het stoomgemaal voor de benedenste polders Wamel, Dreumel en Alphen, kwam in 1847 gereed.

Ook voor de bemaling van de Bommelerwaard maakte hij in 1838 een ontwerp, dat in 1853 werd uitgevoerd. Hier werden windmolens door twee stoomgemalen met pompen van Fijnje vervangen. 

De pomp van Fijnje

De polder Dreumel is een van de betrekkelijk kleine rivierpolders tussen Maas en Waal. Zoals veel rivierpolders, loosde ook deze zijn overtollige water via sluizen bij lage rivierstand. In het voorjaar bleef het peil van de rivier echter vaak langdurig hoog en soms stond het land dan tot in de zomer onder water.

Er zijn al vroeg windmolens met staande schepraderen gebouwd, in het begin van de 19e eeuw ook enkele met hellende schepraderen, maar als de rivier erg hoog stond, konden die niet veel beginnen.

De polder Dreumel besloot samen met de buur-polders, Wamel en Alphen, een stoomgemaal op te stellen. Fijnje van Salverda ontwierp aanvankelijk een stoom-schepradgemaal, maar enige jaren later werd de opzet veranderd. Hij stelde nu een dubbelwerkende balansmachine voor, met een door hemzelf bedachte eveneens dubbelwerkende perspomp.

Om het nog aarzelende polderbestuur over de streep te trekken, kocht hij zelf een vrij groot stuk land in de polder, waardoor hij de risico's van de ingelanden deelde en om zo ook toegang te krijgen tot vergaderingen van het polderbestuur, zodat hij zijn plan voor een stoomgemaal kon doordrukken.

 

 

 

De dochter van Fijnje van Salverda, woonachtig in Arcachon (Frankrijk), erfde in Maas en Waal alle percelen grond die haar vader in de loop der jaren had aangekocht. De advertentie uit 1912 geeft een overzicht van het bezit in Dreumel.

Bron: Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche Courant, 25-11-1912.

u

 

Het gemaal kwam medio 1846 in bedrijf. De pomp was aanvankelijk geen succes. De grote kleppen met verticale scharnieren (“sluisdeurtjes”) veroorzaakten door hard slaan heel wat schade.

Het probleem werd opgelost door ze te vervangen door hangende “brievenbus-kleppen”. De houten scheiding tussen de twee pompkamers was te zwak en werd vervangen door een gietijzeren.

Het rendement bleek goed en de waarde van de grond steeg fors.In de periode 1846-1860 werden nog ettelijke rivierpoldergemalen gebouwd volgens het Dreumelse stelsel, zoals men het ging noemen.

Fijnje zei twintig jaar later dat dit enige compensatie betekende voor zijn niet-waardevaste pensioen....

 


Het stoomgemaal van Dreumel

Positieve resultaten door bemaling

Nijmeegsche Courant 22-07-1846, No. 58

 “de ingezetenen van Dreumel vooral, die het laagste gedeelte van de Polder bewonen, verheugen zich nu reeds, in ruime mate, dat zij thans nog genot zullen hebben van een duizendtal bunders weiland, hetwelk anders een gehele zomer met water zouden zijn overdekt gebleven”.

Dagblad van ‘s Gravenhage:
“Het stoomwerktuig heeft gedurende één maand, onafgebroken werkende, de polder geheel droog gemaakt en gehouden, in weerwil der sterke kwel, welke voortdurend als kleine beekjes naar binnen stroomde, en het aller laagste gedeelte van den polder werd reeds bebouwd, terwijl de landen buiten die polder nog onder water stonden”.

 

“Deze gunstige staat van zaken werkt zo voordelig, dat 190 bunders polderlanden, in dit jaar, f. 5300,-. opbrachten, van welke in het verleden jaar slechts f. 600,-. werd getrokken”.

 

Waar tekende Fijne van Salverda ook voor?

Een greep uit zijn vele activiteiten:

  • Fijnje onderscheidde zich bij de watersnood van februari 1841, toen hij de dijk nabij Tiel door zijn energie van een anders wisse doorbraak redde;
     
  • In 1843 werd hij door de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen met goud bekroond wegens zijn antwoord op een prijsvraag over de beste wijze van bemaling voor het Haarlemmer meer;
     
  • Opmerkelijk is ook de toepassing voor het eerst in het groot van betonfundering op afgezaagde palen, door Fijnje bij verschillende van de door hem gebouwde stoomgemalen, en later, toen hij hoofdingenieur was, ook bij de sluis te St. Andries toegepast. Het denkbeeld om deze moeilijkheid door betonstorting te ontgaan, is hoogst geniaal;
     
  • In het arrondissement Nijmegen deed Fijnje ook zeer veel kundigheden omtrent rivieren op. Hij gaf daarvan eerst veel later blijk, doch werd reeds in 1846 door de regering van Hongarije geraadpleegd over een waterstaatszaak;
     
  • In 1848 gaf hij een merkwaardige brochure uit over de toestand van ons land met betrekking tot handel, landbouw en nijverheid. Hij prees daarin onder andere een spoorweg van Vlissingen over Nijmegen naar Arnhem, en vooral een van Vlissingen naar Venlo en Maastricht aan;
     
  • Maakte ontwerpen, onder andere voor een afwateringskanaal van Grave naar de Amer, voor de afgraving van de venen van de Peel, voor een kanaal van Tilburg naar 's Gravenmoer en voor een afvoerkanaal van het uit België komende bevloeiingswater van Eindhoven naar Tilburg;
     
  • Ook als inspecteur was hij veel in commissies werkzaam. In de eerste plaats als voorzitter van die voor de Rotterdamse Waterweg.