redactie
(tekst en foto's) - Tineke Vink - Liefkens
|
|
|
|
Al jaren huist er bij ons in de tuin een koppeltje Turkse
tortels.
Toen de kinderen nog klein waren noemden wij ze de opa- en
omaduif, omdat het verenkleedje zo grijzig, somber gekleurd
is en ze een zwart halskettinkje om hebben. Als de duiven
opvliegen piepen de vleugels. Ook bij oudere mensen kraken
en piepen de botjes bij het opstarten.
Het echtpaar is slim genoeg om al jaren met onze duiven en
kippen mee te eten.
Zo zijn ze nergens te bekennen, maar als er graan gestrooid
wordt dan zijn ze steevast van de partij. Het is ook leuk om
te zien hoe ze stiekem, zodat de haan ze niet in de gaten
heeft, aanschuiven bij het graanbuffet. |
|
|
|
Kenmerken
De Turkse tortel (Streptopelia decaocto) is grijs-beige en
heeft in de hals een zwart met wit halsstreepje. De staart
is aan de onderzijde voor de helft wit. Zijn snavel is kort
en donker. De poten zijn leverkleurig.
De tortel heeft een lengte van 29-32 cm. Het verschil tussen
man of vrouwtje is bijna niet te zien. Het geluid is koe kóé
koeoe met de klemtoon op de tweede klank.
Ze eten van alles mee, vooral waar hoenders gevoerd worden.
Maar ook rupsen, torretjes en kleine vruchten staan op het
menu.
|
|
|
|
Leefgebied
Tot de eerste helft van de 20e eeuw bleef de Turkse
tortel tot de Balkan beperkt en kreeg van de Turken een bijzondere
bescherming. En wat geen veldheer ooit is gelukt, lukte de Turkse
tortel wel.
In enkele tientallen jaren veroverden zij heel Europa. In 1950 werd
in Harderwijk het eerste broedpaar gemeld. De tortel komt bijna
overal voor, doordat hij zo’n uitmuntend flexibel
aanpassingsvermogen heeft. Hij overwintert hier. |
|
Uitbreiding
De
Turkse tortels zijn bijna altijd met z’n tweeën. Als een verliefd
stelletje draaien ze om elkaar heen en het is aandoenlijk om te zien
hoe ze elkaar kusjes op het koppie en nekje geven.
We zeggen niet voor niets tegen jonge verliefde mensen “Het zijn net
tortelduifjes”.
Om
indruk op het vrouwtje te maken voert de man een baltsvlucht uit.
Luid klapperend met de vleugels vliegt hij steil omhoog om dan
vervolgens met een enorme zweefvlucht te landen op een dak of boom.
|
|
|
Zij
is daarvan onder de indruk en er moet een nest worden gebouwd.
Helaas is het nest van een erg slechte kwaliteit. Het is niet meer
dan een slordig, van losse takken in elkaar geschoven platformpje.
De jongen zijn daardoor erg kwetsbaar en waaien regelmatig uit het
nest. |
|
|
Prettig is dan wel dat de Turkse tortel van februari tot
november kan broeden. Soms zijn er wel vijf broedsels per
jaar.
Het nest wordt in een hoge struik of conifeer gemaakt en er
worden twee glanzende eitjes gelegd.
Na ongeveer 14-18 dagen komen de jongen uit. Papa en mama
hebben allebei kropmelk voor de eerste vier dagen. Daarna
voeren ze samen de jongen met vast voedsel.
Na 15-19 dagen vliegen de jongen uit. Die hebben dan het
zwarte halskettinkje nog niet om.
|
|
|
Tot
slot
De grootste vijanden van de Turkse tortel zijn de sperwer en katten.
De jongen in het nest zijn vaak een prooi van uilen en Vlaamse
gaaien. Maar een volwassen tortel kan met zijn krachtige
vliegspieren snel opvliegen en een snelheid van 61 km/u halen, dus
we zullen nog vele jaren de Turkse tortel in Dreumel tegenkomen.
Groetjes Tineke Vink-Liefkens. |
|