Turkse tortel

april 2013


redactie (tekst en foto's) - Tineke Vink - Liefkens


 

Al jaren huist er bij ons in de tuin een koppeltje Turkse tortels.

Toen de kinderen nog klein waren noemden wij ze de opa- en omaduif, omdat het verenkleedje zo grijzig, somber gekleurd is en ze een zwart halskettinkje om hebben. Als de duiven opvliegen piepen de vleugels. Ook bij oudere mensen kraken en piepen de botjes bij het opstarten.

Het echtpaar is slim genoeg om al jaren met onze duiven en kippen mee te eten. Zo zijn ze nergens te bekennen, maar als er graan gestrooid wordt dan zijn ze steevast van de partij. Het is ook leuk om te zien hoe ze stiekem, zodat de haan ze niet in de gaten heeft, aanschuiven bij het graanbuffet.

   

Kenmerken

De Turkse tortel (Streptopelia decaocto) is grijs-beige en heeft in de hals een zwart met wit halsstreepje. De staart is aan de onderzijde voor de helft wit. Zijn snavel is kort en donker. De poten zijn leverkleurig.

De tortel heeft een lengte van 29-32 cm. Het verschil tussen man of vrouwtje is bijna niet te zien. Het geluid is koe kóé koeoe met de klemtoon op de tweede klank.

Ze eten van alles mee, vooral waar hoenders gevoerd worden. Maar ook rupsen, torretjes en kleine vruchten staan op het menu.

 

 

Leefgebied
Tot de eerste helft van de 20e eeuw bleef de Turkse tortel tot de Balkan beperkt en kreeg van de Turken een bijzondere bescherming. En wat geen veldheer ooit is gelukt, lukte de Turkse tortel wel.

In enkele tientallen jaren veroverden zij heel Europa. In 1950 werd in Harderwijk het eerste broedpaar gemeld. De tortel komt bijna overal voor, doordat hij zo’n uitmuntend flexibel aanpassingsvermogen heeft. Hij overwintert hier.

 

Uitbreiding

De Turkse tortels zijn bijna altijd met z’n tweeën. Als een verliefd stelletje draaien ze om elkaar heen en het is aandoenlijk om te zien hoe ze elkaar kusjes op het koppie en nekje geven.

We zeggen niet voor niets tegen jonge verliefde mensen “Het zijn net tortelduifjes”.

Om indruk op het vrouwtje te maken voert de man een baltsvlucht uit.

Luid klapperend met de vleugels vliegt hij steil omhoog om dan vervolgens met een enorme zweefvlucht te landen op een dak of boom.

 
Zij is daarvan onder de indruk en er moet een nest worden gebouwd. Helaas is het nest van een erg slechte kwaliteit. Het is niet meer dan een slordig, van losse takken in elkaar geschoven platformpje. De jongen zijn daardoor erg kwetsbaar en waaien regelmatig uit het nest.
 

Prettig is dan wel dat de Turkse tortel van februari tot november kan broeden. Soms zijn er wel vijf broedsels per jaar.

Het nest wordt in een hoge struik of conifeer gemaakt en er worden twee glanzende eitjes gelegd.

Na ongeveer 14-18 dagen komen de jongen uit. Papa en mama hebben allebei kropmelk voor de eerste vier dagen. Daarna voeren ze samen de jongen met vast voedsel.

Na 15-19 dagen vliegen de jongen uit. Die hebben dan het zwarte halskettinkje nog niet om.

 

 

Tot slot
De grootste vijanden van de Turkse tortel zijn de sperwer en katten. De jongen in het nest zijn vaak een prooi van uilen en Vlaamse gaaien. Maar een volwassen tortel kan met zijn krachtige vliegspieren snel opvliegen en een snelheid van 61 km/u halen, dus we zullen nog vele jaren de Turkse tortel in Dreumel tegenkomen.

Groetjes Tineke Vink-Liefkens.