redactie - Tineke Vink - Liefkens
|
|
|
|
Ze komt bijna elke morgen langs. Zonder haar vriendinnen. Waar is
haar man?
Ik zie haar rustig scharrelen in de boomgaard van Koos. Ze is
nergens bang voor. Geen kraai of auto waar ze van opkijkt of schuil
voor gaat.
Het is een fazantenhen met een prachtig gecamoufleerd verenkleedje
aan, want als ze onder de bomen stil zit, zie je haar echt niet.
Normaal zijn er vijf of zes fazantendames bij elkaar en ergens loopt
de prachtige trotse man rond. Nu niet. Ik denk dat het een moedige
vrouw is die de omgeving verkent. De rest van de familie woont nog
tussen de dennen iets verderop. |
|
Kenmerken
De fazant, Phasianus Colchius, is een geweldig mooie vogel. Dan
bedoel ik de haan. Typerend is zijn glanzende donkergroene kop met
het rode naakte gezicht. Verder is zijn verenkleed koperrood met
hier en daar een prachtige paarse gloed. Kenmerkend is zijn lange
puntige staart.
|
|
Het verenkleed van de hen en haar kuikens is zandkleurig met
bruin en zwarte vlekken. Een perfecte schutkleur voor mama
en haar kindjes.
De fazant weegt tussen de 770 en 1990 gram. De lengte
varieert tussen de 76 en90 cm, waarvan de staart al 40 cm
kan zijn.
Zijn roep is een metaalachtige serie rauwe kreten.
Het is geen goede vlieger, maar hij kan snel en steil
opstijgen.
|
|
|
|
|
Leefgebied
De fazant komt oorspronkelijk uit de oeverwouden langs de
rivier Phasis in Klein-Azië. Aan deze rivier dankt de fazant
dan ook zijn naam.
Via de oude Grieken en de Romeinen is de fazant verspreid
over West-Europa.
Uit Oost-China is de fazant met witte ringnek geïntroduceerd
die zich later met de andere vermengde.
Het is een exotische standvogel geworden.
Hier heeft hij het overal naar de zin, als er maar
struikgewas en water in de buurt is.
Overdag scharrelt hij wat rond op de grond, maar slapen
(roesten), doet de fazant het liefst in de bomen. Daar is
hij veilig voor de vos en andere roofdieren.
Zijn eten bestaat uit zaden, vruchten, insecten, slakken en
wormen. |
|
|
|
Uitbreiding
De fazantenhaan is polygaam. De haan heeft meerdere vrouwen
om zich heen, waar hij zich eigenlijk weinig om bekommert.
De broedtijd is april / mei. Tussen het hoge gras wordt een
kuiltje in de grond gemaakt en daar worden zeven tot twaalf
eieren in gelegd. Omdat de haan een harem heeft, kan een
nest meer dan één legsel bevatten.
Bij het verlaten wordt het nest met gras afgedekt. Komt zij
terug naar het nest, dan zal ze het laatste stukje vliegen,
dit om geen sporen achter te laten bij het nest.
|
|
|
Na ongeveer drieënhalve week komen de eieren uit. De kleintjes doen
er een half uur over om uit het ei te komen. Binnen twee uur hebben
ze een donzig isolerend jasje. Bijna meteen verlaten ze het nest en
gaan op zoek naar voedsel. Het zijn snelle rakkers, want na twee
weken kunnen ze al vliegen. |
|
Tot slot
In een oud dierenboek, uit 1897, dat in m’n boekenkast staat, wordt
de fazant beschreven met “vergaande onnozelheid en over het algemeen
niet uitmunten in door verstandelijke ontwikkeling”.
Hij is makkelijk te bejagen. Bij onraad kan hij snel opstijgen maar
ook besluiteloos en doelloos rondlopen. Vaker drukt hij zich tegen
de grond en verbergt de kop met de gedachte “Als ik de vijand niet
zie dan hoef ik me nergens om te bekommeren.” Aldus het oude boek.
Op de fazant wordt tijdens de jacht nogal eens geschoten. In het
verleden werd hij door jagers uitgezet voor voldoende jachtbuit maar
sinds 1993 mag dit niet meer.
De Romeinen wisten het wel, het vlees van de fazant is lekker en met
de bijzonder mooie veren werden tal van gebruiksvoorwerpen versierd.
Wij doen dit nog steeds, want de lange fazanten staartveren zijn de
veren op de steek van onze prins carnaval.
|
|
|
Groetjes Tineke Vink-Liefkens |
|