Knoopkruid

Centaurea jacea


redactie - Wilma van Oss


Groeiplaats
 

De soort groeit op vrij vochtige, matig voedselrijke, grond.

Men kan de plant vaak aantreffen in bermen, langs dijken en andere min of meer grazige plaatsen.

De soort heeft een voorkeur voor leemachtige grond.

 

   
Herkenkenmerken  
   
 

De soort hoort tot de familie Composieten (Asteraceae).

De bloemhoofdjes zijn 2-4 cm breed. Ze bestaan uit roze tot roodpaarse buisbloemen. De randbloemen hiervan zijn vergroot en steriel.

 
   
 

De omwindselbladen hebben in de bovenste helft een afgescheiden, gestekeld aanhangsel.

De bloeiperiode loopt van juni tot in de herfst.

 

 
 
De bovenste bladeren zijn niet ingesneden en staan afwisselend langs de stengel. De onderste bladeren zijn wel ingesneden, meestal bochtig tot veerspletig.
   
Een gulle gastvrouw
Knoopkruid is o.a. een waardplant (een plant nodig voor groei/ voortplanting) van de Gewone spikkelspanner (Ectropis crepuscularia).

Deze vlindersoort is in Nederland een heel gewone soort die dus ook in Dreumel veel voorkomt. Per jaar zijn er twee generaties. De eerste generatie vliegt van maart tot en met mei en de tweede in juli en eind augustus.

Dus alle kans om deze nachtvlinder tegen te komen. De soort heeft een prachtige schutkleur om zich overdag onzichtbaar te maken voor  zijn belagers.
   
De familie van de Spanners waar deze soort bij hoort, dankt zijn Nederlandse naam aan de manier waarop de rupsen zich voortbewegen:

eerst wordt het achterlichaam tot aan de borst opgetrokken, totdat deze bol staat. Daarna wordt het voorlichaam vooruitgeschoven, zodat de rups weer recht ligt. Hierna wordt het achterlichaam weer opgetrokken zodat het lichaam weer bol "gespannen" staat.

Deze rupsen komen in het voorjaar massaal voor. Ideaal voor onder andere merels, die je met een bek vol met deze rupsen kan aantreffen als voedsel voor hun jongen.