De ruwe berk

Betula pendula


gastredactie - Ruud van Dinter


De Ruwe Berk (wetenschappelijke naam: Betula pendula) is een in Nederland inheemse boom die tot 18 meter hoog kan worden. Het is familie van de Elzen en Hazelaars.

 

De boom heeft een open kroon met afhangende takken. In de natuur groeien ze vooral op de hoger gelegen, zanderige gronden. Hier in de omgeving komt de soort vooral voor als sierboom in tuin en park.  

Opvallend is de witte stam. Bij oude exemplaren zwart kleurend. Ondanks het vele licht dat door de kroon valt, groeit er niet veel onder de boom. Dit komt door het zeer oppervlakkige en fijne wortelstelsel. 

De mannelijke katjes (bloemen) worden in de herfst gevormd. De vrouwelijke katjes verschijnen pas in het voorjaar bij het uitlopen van de knoppen.

Zodra de mannelijke katjes vroeg in het voorjaar open gaan komt er veel stuifmeel vrij. Veel mensen reageren hier allergisch op.

Het verwijderen van bomen in de buurt helpt helaas niet om deze reactie te verminderen. Het stuifmeel is zo licht dat het meeste stuifmeel, dat hier gevonden wordt, uit de Scandinavische landen afkomstig is.

   

Reeds bij de Kelten was deze boom belangrijk. Hun eerste maand, nu november, is ernaar vernoemd. Zij staat voor een nieuw begin en start. Het witte van de bast staat voor reiniging en vastberadenheid in het te boven komen van problemen.Binnen andere oude Europese culturen is dit ook terug te vinden: (weder)geboorte, leven en dood.

 

Van de Ruwe Berk bestaan enkele siervormen, waarvan de Priëelberk (Betula pendula ‘Youngii’) wel een opvallende verschijning is.

Dit is een sterk “treurende” vorm die geen echte kop vormt, dus laag blijft.

Deze vorm is in 1873 in Engeland voor het eerst beschreven. Reeds in 1896 is een exemplaar in Dreumel aangeplant, wat voor toen vrij snel was.

Om toch een rechte stam te krijgen wordt deze siervorm op de stam van de soort geënt, meestal op ongeveer 180 cm. Zo ook bij het volgende exemplaar.

Bij het graf van Johanna Bouwman, op het R.K. kerkhof, is door echtgenoot Gradje van Dinter een exemplaar geplant. Deze staat er, na ruim 110 jaar, nog steeds.

   

de prieelberk bij het graf van Johanna van Dinter - Bouwman voor 1925

 
 
 
 
   
Op 9 februari 1945 is de boom zwaar beschadigd door de, deels op het kerkhof, vallende kerktoren. Hierbij is ongeveer de halve boom afgebroken.
 

10 februari 1945: Soldaten van de 1e Cie bij de gevallen torenspits op het kerkhof

 

 
 

10 februari 1945:nogmaals dezelfde groep soldaten op het kerkplein; links een populier die door de val van de torenspits afscheurde; daarachter is nog net de "treurberk" zichtbaar.

 
     

Bronnen:
J. van Dinter;
Nederlandse Dendrologie, Dr. B.K. Boom, 1980;
Onze Loofhoutgewassen, W.J. Hendriks, 1957;

The Celtic Tree Oracle, L. and Z. Murray, 1988;

De helende kracht van bomen, F. Hageneder, 2006.