Van hazelaarhout werden
wichelroeden gemaakt om waterbronnen, goudaders en schatten op te
sporen en om misdadigers te ontmaskeren. De beste wichelroeden kun
je op Sint Jan (24 juni) snijden en wel van gevorkte, eenjarige
twijgen. Het hout werd ook voor pelgrimsstaven gebruikt.
Volgens de Hebreeuwse
overlevering zou de staf van Mozes uit een Hazelaar zijn
gesneden, afkomstig uit de Hof van Eden. Dankzij deze staf zou hij
in de woestijn Sinaï water voor zijn volk gevonden hebben.
Bij de oude Germaanse
volkeren was de Hazelaar symbool van de mannelijke potentie.
Men plantte hazelaars in de hoop dat de kracht van de noten rijk aan
voeding op de man over zouden gaan.
De Hazelaar was gewijd aan oppergod Thor. Thor was de baas
over bliksem en donder, en men vertrouwde erop dat hij ‘zijn’ boom
niet zou vernietigen. Vandaar dat hij vaak in de buurt van een huis
werd geplant.
Hazelaartakken werden altijd
al gebruikt vanwege hun bijzondere krachten. De Druïden konden
onzichtbaar worden door het dragen van hazelaartakken. Volgens een
oude sage kan men in de takken van de Hazelaar zilveren
sleutels vinden om daarmee schatkisten te openen.
Assepoester (sprookje van
Grimm) wenste een hazelaartak om op het graf van haar moeder te
planten. Het werd een toverboom die haar prachtige kleren gaf.
Tijdens de Middeleeuwen werd door de Germaanse wet de hazeltover
verboden, maar de mensen bleven hazelaartakken gebruiken als
toverstaf.
Kinderen mochten niet met een
hazelroede geslagen worden omdat zij anders krom zouden groeien. |