ijspret

Piet Nijtmans


Het zal in de winter van 1936-37 zijn geweest dat ik (ongeveer drie en half jaar jong) door ons Moeke werd aangekleed voor mijn eerste schaatspogingen. De wetering voor ons huis was bevroren en de kinderen uit de buurt waren aan het schaatsen of “slifferen” en ik zal ook wel hebben willen schaatsen want “slifferen” was voor de grotere kinderen en volwassenen.
 
In die tijd hadden jongens een korte broek maar om mij winterhard te maken kreeg ik een paar lange zwarte kousen aan en daarmee gestoken in een stel overmaatse laarsjes waar de schaatsjes met touwtjes werden ondergebonden en met een jasje, muts en handschoentjes was ik het manneke die het moest gaan maken op het ijs.

Moeke sloeg een stola om haar hals, nam mij onder haar rechter- en een houten keukenstoel onder haar linkerarm en droeg mij zo van uit de woonkeuken de straat over naar de wetering waar zij mij neer zette achter de houten stoel en zei, “En nou schaatsen Pietje”.

 

Friese doorlopers van Jan van Erp

Die schaatsjes (daar moesten ze tenminste voor doorgaan) werden gemaakt door mijn oom: Men neme een rond stukje hout met een doorsnede van ongeveer zes cm. en één voet lengte lang en zaagt dat in de lengte door midden.

De dan verkregen platte kant komt tegen de schoen en in de bolle kant wordt overlangs een zaagsnede gemaakt met daarin een stukje plat ijzer. Verder nog wat gaatjes en een paar touwtjes en ziedaar het wonder der techniek. De schaatsjes scherpen hoefde niet want kinderen konden toch niet schaatsen en bovendien was het te gevaarlijk.

Terwijl ik voorover hangend op de zitting van de stoel verwoed met mijn beentjes trappelde en Moeke weer naar de keuken ging om verder te gaan met het middageten waar zij mee bezig was, bemerkte ik opeens dat ik vooruit ging.

Ik dacht hoi, ik kan schaatsen! Maar naar mijn voeten kijkend zag ik dat de schaatsjes naast mijn laarsjes bungelden en dat was ook gelijk het einde van mijn schaatsoptimisme.

Terwijl ik zag dat de grotere kinderen fijn aan het spelen waren, hing ik verkleumd van de kou aan de stoel. Op een gegeven moment ben ik naar de trappen van de waterstap * gestrompeld en op handen en voeten naar boven gekropen.

  1936, schaatsen op de Kil; L-R: Jan van Leur, Helm & Lard van Leur  
     
 
Thuis gekomen hield Moeke mijn tintelende handjes onder het koude water van de waterpomp waardoor ik nog harder gilde als een varken dat geslacht werd.
Zoals je zult begrijpen heb ik het overleefd, schaatsen geleerd en mede omdat wij aan het water woonden heb ik heel veel fijne uren en dagen op het ijs door gebracht.

Met o.a. scholletje trappen (heel leuk en erg spannend) en gewoon wat schaatsen of schoonrijden en niet te vergeten hockey. Maar vooral ook lange afstandtochten over de Wamelse wetering die wij vanaf ons huis vaak hebben kunnen schaatsen tot aan het “Schutlaken” bij Wamel.

1978: schaatsen op de wielen langs de Griendweg

 
.

  Datum onbekend: schaatsen op het Vaticaan; L-R: Tel van Leur, George Goijer, Piet van Rooij, Niek Kuijpers (broer van Linnard)  
  Wie kan inschatten hoe oud deze mannen ongeveer zijn? Mail het ons!  
     

 

*  Een waterstap is een vaste plaats aan het water waar mensen water konden scheppen of de was spoelen.  (terug naar het verhaal)
 
* scholletje trappen (Schùllekù trappen): een spannende bezigheid waar je lekker warm van werd. Een stel jongens ging na elkaar, snel en flink stampend op het ijs, een sloot over totdat er een ijsschol los kwam en dan proberen via die wankele schots de overkant te bereiken. Op een bepaald moment brak die schots ook weer stuk zodat de grootste waaghalzen met snelheid en je zo licht mogelijk houdend via meerdere schotsen de overkant probeerden te bereiken. Hoe breder de sloot hoe spannender het was. Het spel eindigde altijd wel met een of meer jongens met natte voeten. (terug naar het verhaal)