Narsleeën en koek lopen

Lambert van Leeuwen - Dreumel


Wij woonden vroeger aan de Boezemweg en hadden daar een boerderij met een café. In mijn jeugd waren de winters veel strenger dan tegenwoordig en kon er bijna elke winter geschaatst worden.

Als er ijs lag, gingen we vaak ook over de sloten naar school. Nu zijn veel sloten dichtgemaakt, maar toen was het een spelletje om zoveel mogelijk over de sloten te gaan tot je op school was.

Vlak bij ons huis lagen drie wielen. Nu zijn die wielen niet meer zo groot als toen, vooral de kleinste wiel is bijna dichtgegroeid, maar toen was het een mooie grote plek om te schaatsen.

januari 1987: drijfijs op de Waal

 

 
Omdat we zo dichtbij woonden, konden we thuis binnen al de schaatsen aandoen, en we liepen dan over het gras naar de wiel. Een enkeling had toen al echte schaatsen met schoenen eraan, maar de meesten hadden oude houten schaatsen: botjes. Die moest je heel strak aantrekken, anders bleven ze niet goed zitten.
   
De achterste wiel was de grootste wiel. Daar werden banen gemaakt en werd vooral geschaatst. Vooral schoonrijden (zwieren) en overstappen werd toen veel gedaan. Dat kon je alleen of met zijn tweeën doen.

Mijn broers Roelof en Wim konden heel goed schaatsen. Ikzelf kon het ook wel, maar toch veel minder goed dan zij. Ik herinner me dat mijn broer Martien een keer hele korte schaatsen had met een krul eraan.

Ze waren zo kort, dat zijn voeten een eind over de krul heen staken, maar nog kon hij er goed mee schaatsen.

Soms werd er ook een glijbaan gemaakt op het ijs, of er werd gesleed, of met een prikslee gesleed, en ook werd er wel eens gehockeyd.
 

1940: Voetsporen van soldaten van de 156e Luchtdoel-artillerie bij de kanonnen op de Bieskampen; op de achter-grond de huizen in de Oude Maasdijk

 
   
Op de middelste wiel (dat is de wiel die bij Wiel Jansen ligt), werd in de dertiger jaren vaak aan “narsleeën” gedaan, zoals we dat toen noemden.

Er werd dan een gat in het ijs gemaakt in het midden van de wiel. Daar kwam een lange stok in, die vast in de bodem van de wiel werd geduwd. Daaraan kwam een lang touw, dat met een ring aan de paal vastzat, zodat het rond kon draaien. En aan het uiteinde van dat touw bond men een slee, waarmee dan hard rond werd gedraaid. Dat kon soms zo hard gaan, dat je van de slee werd gegooid en aan de kant in het riet terecht kwam.

 
1949: L-R: Jan van Teeffelen, Jan van Welie (Gzn.) op de slee in de Rooijsestraat. Op de voorgrond het huis van Gradje van Welie (later Gijs Merkx) met achter het linkerraam het winkeltje. Op de achtergrond het huis van Wassink, dat op de hoek bij de Hofhooistraat stond.
   

Soms werd er zelfs gedanst op het ijs, want Martien van Lent speelde mondharmonica, en hij kwam nogal eens bij het ijs spelen. Soms was er ’s avonds verlichting bij het ijs, en ook een kraampje met drinken en koek. Ik herinner me eigenlijk niet meer wie dat verzorgden, maar dat zullen vast mensen uit de buurt geweest zijn. 

 
Het was vroeger meestal ontzettend druk op het ijs en in het café bij ons thuis. Er was niet zoveel vertier toen, dus zochten de mensen daar elkaar op en was het erg gezellig. En mensen die zelf niet schaatsten, kwamen vaak toch kijken voor de gezelligheid.

Ook was het ijs in die tijd een ontmoetingsplaats voor de jongens en de meiden. De meiden mochten meestal niet uit, vooral ’s avonds niet, dus was dit een mooie gelegenheid om elkaar te ontmoeten, want naar het ijs mochten ze meestal wel. Ik denk dat er heel wat verkeringen daar begonnen zijn.

Vlak bij ons huis liep in die tijd ook een Wetering, bij het gemaal dat daar toen nog stond.
  Boezemkade: De familie Wim van Leeuwen in de jaren ' 50 voor hun boerderij annex café. Op de achtergrond het voormalige stoomgemaal van Dreumel.  
Als het begon te dooien en het ijs bros begon te worden, gingen we soms “koek lopen”, zoals we dat toen noemden. Thé of Johan Nijtmans gooide dan een cent op het ijs van de Wetering, en degene die hem te pakken kon krijgen, mocht hem houden.

Dat probeerden we natuurlijk graag, maar het ging ook weleens mis en dan zakte iemand door het ijs. En dan hadden de Nijtmansen de grootste schik natuurlijk.