Natte poten |
|||||||||||||||
Jan van de Graaf - Dreumel |
|||||||||||||||
Wij woonden vroeger aan de Kooimolenweg, vlak bij de Wiel, en tussen de 2 weteringen die daar toen lagen. We konden in de winter dus vanuit ons huis bijna direct het ijs op. Als de wetering bevroren was, kon je tot aan café Het Schutlaken schaatsen. (zie foto onderaan deze pagina) Op woensdagmiddag, als de kinderen vrij van school waren, was iedereen op het ijs. Je kon op de Wielen helemaal rond schaatsen langs het café van de familie van Leeuwen. Daar was het dan ook erg druk, vooral op zondag. |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Ze zaten altijd weer los, hoe strak je ze ook aantrok. De schaatsen moesten goed scherp zijn én goed geslepen, en daarvoor moest je bij Frans Diels zijn, later bij Kees. Zodra er ijs lag, was het daar dan ook hartstikke druk, want iedereen liet daar zijn schaatsen slijpen. | |||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Er was in mijn jeugd geen verlichting op de Wiel. Zodra het te donker was om te schaatsen, ging je naar huis. De meisjes moesten sowieso voor het donker thuis zijn, al werd daar natuurlijk wel eens geprobeerd om onderuit te komen…. Aan de kanten tussen het riet bevroor het water niet zo snel. Daar lag vaak maar een dun laagje ijs, dat we bolijs noemden. We moesten vroeger struisel (riet) zoeken voor in de varkensstal en dan zakte je vaak door het ijs, zodat je weer met “natte poten” thuiskwam. |
|||||||||||||||
Bepaalde hoeken van het ijs bleven vaak lang openliggen. Daar zat een bepaalde trek, en duurde het heel lang voordat het dichtgevroren was. Dit noemden we “trekgaten”. Er was vroeger veel vaker ijs dan tegenwoordig. Het vroor soms zo hard dat je na twee nachten vorst al op de wiel kon, maar het was lang niet altijd mooi glad ijs. Als het bijvoorbeeld hard gewaaid had, dan had je ijs met veel bobbels en viel het niet mee om goed te schaatsen. |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Als het ijs begon te dooien, gingen we “scholleke drijven”. Aan de kant dooide het ijs het eerst, en kwamen stukken ijs (schollen) los. We gingen dan op de schollen staan en duwden onszelf met een stok vooruit. Uiteraard ging dit vaak mis, en konden we weer met een paar “natte poten” op huis aan. Vroeger duurden de winters lang en lag er vaak langdurig ijs, zodat de vissen in de problemen kwamen. Het was ook vaak mooi doorzichtig ijs, dan kon je de vissen zo onder het ijs zien liggen. We hakten dan een flink wak in het ijs , waar we de vissen zo met een net uit konden scheppen. Ook zetten we soms een bos riet in het wak, daar kropen de palingen in. Veel mannen waren werkloos in die tijd, vooral in de winter en er moest toch eten op tafel komen. Dan werd er nogal eens gestroopt in de polder, op hazen, fazanten of waterhoentjes. |
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Schaatsen op de wetering: wie herkent deze mensen? Wanneer is deze foto genomen? |
|||||||||||||||
Reacties | |||||||||||||||
Cato van Sommeren meldt ons de volgende namen. Van L.-R: 2e Martien van Leeuwen, 3e Bets van Leeuwen, 4e Marie van Leeuwen, 5e Roel van Leeuwen. | |||||||||||||||
|
|||||||||||||||
|