Jan en Ellie Sas is:

de duivensport


Een gezamenlijke passie, zo mag je de hobby van Jan en Ellie Sas, de duivensport,  wel noemen. Ze steken er veel tijd en geld in en genieten er beide erg van.

Jan zegt lachend: “Ellie is misschien nog wel fanatieker dan ik.” De taken zijn goed verdeeld: Jan doet voornamelijk de verzorging en Ellie houdt de administratieve kant bij op de computer.
 
 
De interesse
Jan is een dierenliefhebber. Zijn interesse in duiven begint al op jonge leeftijd, thuis op de boerderij. Jan voetbalt bij Aquila, maar als hij twintig jaar is stopt hij daarmee en wordt lid van de duivenvereniging in Beneden-Leeuwen.

Na een jaar geeft hij gehoor aan een dringende oproep vanuit de voetbalclub om weer te komen voetballen en dus moet de duivensport even wachten.
 

Dit duurt tot 1983; Jan stopt met voetbal en krijgt dus weer tijd om de interesse in de duivensport nieuw leven in te blazen.

Van een collega krijgt hij acht jonge duiven om te beginnen en hij wordt lid van Postduivenvereniging “De Gevleugelde Vrienden” in Wamel.

Ook Ellie, die van huis uit de interesse niet heeft, gaat het nu erg leuk vinden.

 

Het kweken
Duiven worden niet gefokt, maar gekweekt. Jan en Ellie vertellen:

“Wij laten onze duiven in januari broeden. Duiven leggen altijd twee eieren. Het mannetje (de doffer) en het vrouwtje (de duivin) broeden allebei, om beurten op vaste tijden, in totaal negentien dagen.

Als de jongen achttien dagen oud zijn, worden ze gescheiden. Eén jong gaat apart met het mannetje en het andere jong komt bij het vrouwtje. Ze leren zo zelfstandig te worden.

 
Ongeveer een week later, als de jongen zo’n vijfentwintig dagen oud zijn, gaan ze van de ouders af en komen alle jonge duiven bij elkaar in een hok.

De jongen krijgen zo’n zeven à acht dagen na de geboorte een ring om met een nummer, behorend bij een eigendomsbewijs. Momenteel hebben wij in totaal zo’n honderdtwintig duiven.”

De training

Een duif kan over grote afstand zijn hok terugvinden. Maar voordat duiven aan wedstrijden mee kunnen doen, moeten ze natuurlijk goed getraind worden.

Jonge duiven moeten rustig wennen; ze gaan om te beginnen heel even naar buiten en blijven dan nog op het dak zitten.

Wat later vliegen ze rond in de buurt van het duivenhok, om zo de omgeving te leren kennen, waarna ze hun gebied steeds iets uitbreiden.

Jan: “Om te oefenen, breng ik ze in een mand naar Rossum en laat ze daar los, zodat ze naar huis kunnen vliegen. De afstand maak ik steeds iets groter, een volgende keer los ik ze in Hedel en dan in Boxtel.

Verder zijn er voor jonge duiven speciale africhtingsvluchten. Ze worden dan in een inkorvingsmand per vrachtwagen naar bijvoorbeeld Tilburg vervoerd, om ook daaraan te kunnen wennen.”
 

De wedstrijden
Het wedstrijdseizoen loopt van april tot september. Van april tot eind juni, zo’n vijftien vluchten, doen Jan en Ellie mee met alleen doffers.

Het seizoen begint met een korte afstand, zo’n honderd kilometer, maar hoe verder in het seizoen, hoe langer de afstanden worden.

Er zijn verschillende categorieën, maar Jan en Ellie doen mee aan vluchten tot zo’n zeshonderd kilometer.

Vanaf juli vliegen dan de duivinnen nog vier vluchten in de zogenaamde “na-tour”, zodat ook deze vrouwtjes wedstrijden doen en er dus bekeken kan worden welke duiven goed zijn om mee te fokken.

 

De duiven worden voor een wedstrijd met zo’n vijfentwintig à dertig dieren bij elkaar in een mand (korf) gedaan en dan per vrachtwagen naar de losplaats gebracht.

Op een afgesproken tijdstip worden alle manden gelijktijdig geopend, de duiven worden “gelost”.

Duiven vliegen gemiddeld zo’n honderd kilometer per uur, afhankelijk van de omstandigheden. De afstand tussen de losplaats en het thuishok van de duif wordt bepaald d.m.v. GPS-coördinaten.

Voor de uitslag van een wedstrijd geldt de vliegsnelheid van een duif, die wordt berekend aan de hand van vertrektijd, aankomsttijd en vliegafstand.

 
Ellie en Jan vertellen: “Vroeger gebeurde de registratie voor wedstrijden met rubberen ringetjes en een klok, maar tegenwoordig gaat dit elektronisch. De wedstrijdduiven hebben een chipring om.

De gegevens van deze duiven worden ingevoerd in een elektronisch kastje, dat verbonden is met een antenne die op de ingang van het duivenhok is geplaatst.

Wanneer een duif na een wedstrijdvlucht thuis aankomt, passeert hij de antenne. De chipring geeft een signaal af en de aankomst is geregistreerd in het elektronisch kastje.”
 

   
De verzorging
Om de duiven zo optimaal mogelijk te laten presteren, moeten ze natuurlijk goed verzorgd worden. Jan besteedt elke dag zo’n drie uur aan zijn dieren: ze moeten  gevoerd worden, de hokken worden elke dag schoongemaakt en de duiven gaan elke dag een tijdje los om te trainen. Jan gaat ook weleens zomaar een tijdje in het hok bij de duiven zitten, om ze tam te maken.
   

De duiven krijgen verschillende soorten voer en de wedstrijdduiven nog wat extra’s voor meer energie.

Verder moet iedere duif verplicht elk jaar ingeënt worden door een dierenarts tegen paramyxovirusinfectie.

“Voor elke vlucht controleer ik de duiven, ik voel of ze in goede conditie zijn, ze moeten “rond” voelen. Verder moet de neusdop mooi wit zijn, als deze bruin kleurt, is de duif ziek. Als er iets met een duif aan de hand is, ga ik ermee naar een gespecialiseerde dierenarts in Breda.”

   
De belangstelling voor de duivensport lijkt terug te lopen, het is moeilijk om de jeugd voor deze hobby warm te laten lopen. In Dreumel zijn momenteel nog maar vier duivenhouders en de vereniging “De Gevleugelde Vrienden” bestaat nog uit twaalf leden. “Wij hebben goede contacten met andere duivenhouders. We ontmoeten elkaar o.a. op duivenbeurzen in Rosmalen en Houten en wisselen dan ervaringen uit.”
   

De spanning
Het allermooiste van de sport vinden Jan en Ellie toch wel de spanning elke zaterdag, bij een wedstrijd.

“Het is dan vooral heel veel in de lucht kijken. Wanneer komt de eerste duif thuis? Welke zal het zijn? En het geeft natuurlijk een kick als je het goed doet in een wedstrijd of zelfs wint. Vooral als je als kleine duivenhouder dan een van de “grote” jongens verslaat. Die eer, die kick, daar doe je het voor.”

Het wonder
Tot slot vertelt Jan: “Vaak wordt me gevraagd hoe die duiven nou over zo’n grote afstanden de weg naar huis kunnen vinden, maar dat wil ik helemaal niet weten, dat is nu juist de magie, het wonder…..” 

 

 

Bent u na dit verhaal nieuwsgierig geworden en wilt u nog wat meer informatie, kijkt u dan eens op de website van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie.

 

 
Jan en Ellie, hartelijk bedankt dat jullie ons over deze interessante hobby hebben willen vertellen en wij wensen jullie nog heel veel succes en plezier met jullie duiven!
 

Tremele © mei 2009