|
Verhalen uit de
oorlog: 1. de krantenhanger |
|
|
Op 8 juli 1944 kwam bericht binnen dat een lid van de landwacht uit Dreumel
te Boven-Leeuwen (Gem. Wamel) was dood geschoten. Op de plaats van het
misdrijf lagen bovendien nog twee lijken.
In den nacht van 13 op 14 juli 1944 werden alhier uit hun bed gelicht en
gevankelijk naar Arnhem overgebracht als arrestanten voor de S.D. (Sicherheitsdienst)
twee personen t.w. de Heer Burgemeester en een hoofd eener school. Verder
werd nog een landbouwer gearresteerd en is deze vermoedelijk doodgeschoten.
Het lijk werd naar Nijmegen overgebracht en is daar later door de familie
herkend.
(Bron: Archief Gemeente Dreumel: De toestand in Dreumel tussen 1940-1944.
Originele spelling gehandhaafd).
|
|
Bovenstaande tekst schetst een zakelijk beeld van gebeurtenissen uit de
zwartste periode die Dreumel gekend heeft. De aanleiding voor dit verhaal is
de krantenhanger van meester Vermeulen. Berty de Keijzer - Van Echteld (geb.
1928)
groeide op bij “ome Harrie en tante Jo” aan de Rooijsestraat 85. Zij maakte
als 16-jarige onderstaand verhaal heel bewust mee. |
|
Net voordat de oorlog begon, wilde men in Dreumel handenarbeidles gaan
geven. Harrie Vermeulen, hoofd der R.K. Jongensschool, ging daarvoor een
cursus volgen en maakte daar als werkstuk deze krantenhanger. Hij was reuze
trots op het resultaat en nam het mee naar school. Daar diende het als
voorbeeld tijdens de lessen. Na verloop van tijd ging de krantenhanger mee
naar huis en kreeg een plaatsje in de voorkamer.
Tijdens de bezetting kwamen de reeds gespannen onderlinge verhoudingen in
het
dorp meer en meer onder druk te staan en liet men geen kans onbenut om
elkaar dwars te zitten. |
|
Berty vertelt: “Wij wisten dat de NSB’ers het op pastoor Karsmakers,
secretaris Van Rossum en ome Harrie (Vermeulen) gemunt hadden. Een
voorbeeld: toen ome Harrie jarig was kwam er allemaal bezoek. De
pastoor was er en ook Hostenbach, de Duitse rector van het klooster,
secretaris Van Rossum, Willem van Leur en zijn vrouw (die woonden
naast de school) en Poulussen en zijn vrouw.
Om zes uur ’s avonds begon dan de spertijd. En iedereen moest
natuurlijk op tijd naar huis. Maar die avond donderde en bliksemde
het. Het regende pijpenstelen, kortom het was noodweer! En we keken
uit het raam aan de voorkant om te zien of het al ging minderen.
Tegenover ons was de winkel van drogisterij Bueters. En bij de deur
stond – ondanks het slechte weer een NSB’er op wacht. Hij had een
geweer bij zich.
Niemand van de verjaardagsgasten had echter de euvele moed om langer
dan tot zes uur te blijven, want dan zou er een reden zijn om
aangehouden te worden. Dus iedereen vertrok in de stromende regen
richting huis. |
|
|
De
krantenhanger, gemaakt door meester Vermeulen, geschonken aan
Stichting Tremele door Berty de Keijzer - van Echteld. |
|
|
|
Rooijsestraat 85 (links), recht tegenover drogisterij Bueters |
|
Het was ook in die dagen dat ome Harrie net als pastoor Karsmakers,
secretaris Van Rossum en Bernard Verbruggen vaak een ondergronds blaadje
ontving wat aan elkaar werd doorgegeven. Dat blaadje verborgen wij onder het
tafelkleed in de voorkamer totdat het blaadje weer werd opgehaald en werd
doorgegeven aan de volgende persoon. Dat werd verzorgd door een stel
ondergrondse jongens. |
|
|
L-R: burgemeester Waals, Jo van Echteld, Bertie van Echteld, Harrie
Vermeulen, pastoor Karsmakers |
|
Vaak waren er ook huiszoekingen. Op een gegeven moment werd er ’s avonds
rond een uur of tien, elf aangebeld. Toen ome Harrie de voordeur openmaakte
zag hij een twintigtal Duitsers staan. Ze riepen “Hände hoch!” Of ze
van de Wehrmacht of van de Sicherheitsdienst waren weet ik niet. Ze drongen
het huis in en tante Jo en ik die op het lawaai afkwamen, werden door de
soldaten naar de slaapkamer gedirigeerd. Ieder naar onze eigen slaapkamer,
vergezeld door een viertal soldaten. Een aantal hield mij onder schot,
terwijl de anderen mijn slaapkamer doorzochten. |
|
Dat gebeurde ook bij tante Jo. En zij riep: “Weg! Ich gehe zum Kind.”
Tante was bang dat ze mij iets zouden aandoen en duwde (heel dapper!) die
soldaten opzij en vloog naar mijn slaapkamer en nam mij in haar armen. “Kom
maar hier”, zei ze, “Ik blijf bij jou.” |
|
Ondertussen waren die andere soldaten bezig met een huiszoeking want
ze wisten dat er een ondergronds blaadje in huis moest zijn. Voor
het huis stond de overvalwagen maar dat wisten wij toen nog niet.
Later hoorden we dat de Duitsers een razzia gehouden hadden die
begon bij Bernard Verbruggen aan de Waaldijk. Hij was op de vlucht
neergeschoten en uiteindelijk overleden. Dokter Van Hoeke uit Wamel
hadden ze toen al gevangen genomen, want die zat al in de
overvalwagen die bij ons voor de deur stond. Nu waren ze dus bij ons
om ome Harrie op te pakken en de vondst van een ondergronds blaadje
zou daarbij natuurlijk helpen.
Buiten bij het hek stond een aantal gewapende NSB’ers klaar om ome
Harrie neer te schieten want dat hadden ze met Bernard Verbruggen
ook al gedaan. Het hele huis werd doorzocht tot de kluis van de
school aan toe. Alles werd uit de kasten getrokken en lag over de
vloer verspreid.
Ome Harrie werd met de handen omhoog de kamer ingeduwd. Die avond
had hij ‒ waarom is me een raadsel; was het een vooruitziende blik?
‒ het ondergronds blaadje onder het tafelkleed uitgehaald en in de
krantenhanger tussen de kranten gestopt. Toen hij achteruitlopend de
voorkamer in schuifelde had hij de tegenwoordigheid van geest om
voor de krantenhanger te gaan staan. Daar heeft hij zeker twee uur
gestaan met zijn handen omhoog. De Duitsers werden steeds bozer want
ze konden niets vinden!
Uiteindelijk hebben ze ome Harrie meegenomen en in de overvalwagen
geduwd. Een van de Duitsers, een Wehrmachtsoldaat, was een aardige
man en hij zei tegen mij “Kom Kind.” Samen met tante Jo mocht
ik meelopen tot aan de overvalwagen. In mijn beleving hebben de
Duitse soldaten ome Harrie toen een beetje afgeschermd zodat de
NSB’ers geen kans kregen om op hem te schieten.
Ome Harrie draaide zich nog om en zei iets in de geest van “Vaarwel,
ik zie jullie nooit meer terug!” Met de lippen op elkaar geperst
gaf hij ons ook nog orders om de pastoor te waarschuwen. |
|
|
|
|
Bernard Verbruggen
¯
04-01-1895 † 14-07-1944
|
|
Als wraakoefening vanwege de dood van een Dreumelse
Landwachter (NSB-er) op de Trambaan in Boven-Leeuwen werd er
in de nacht van 13 op 14 juli 1944 een razzia uitgevoerd
door de Duitse Sicherheitsdienst m.m.v. Nederlandse SS-ers.
Dit gebeurde in Dreumel, Wamel en Leeuwen.
Hierbij werden burgemeester Waals, hoofd der school
Vermeulen en Bernard Verbruggen van hun bed gelicht.
Aangezien Verbruggen onraad vermoedde, probeerde hij te
vluchten naar het huis van zijn buurman.
Daarbij werd hij opgemerkt door de Duitse patrouille en
doorzeefd met kogels. Hij overleed ter plaatse. Waals en
Vermeulen werden overgebracht naar de Koepel-gevangenis in
Arnhem.
|
|
|
|
|
Toen de overvalwagen wegreed en wij weer naar binnen waren gegaan,
vertrokken ook de NSB’ers weer naar huis. Binnengekomen zei tante Jo
dat ik onmiddellijk pastoor Karsmakers moest gaan waarschuwen.
Ik ben toen langs de boomgaard van Cruijsen zo vlug als ik kon naar
de pastorie gegaan, ondanks dat het spertijd was. Uiteindelijk vond
ik de pastoor die zich boven in de toren verstopt had.
Ik riep tegen hem “Wegwezen, wegwezen, want ze hebben ome Harrie
al gehaald!” Daarna ben ik weer naar huis gegaan in bange
afwachting van wat er met ome Harrie gebeurd zou zijn. |
Pastoor P. Karsmakers |
|
|
De overvalwagen reed naar de Koepelgevangenis in Arnhem. Daar werd ome
Harrie in een cel gestopt samen met een hele aardige man uit Nijmegen. Na
een paar dagen werd er bij ons aangebeld en stond de aalmoezenier van de
Koepelgevangenis op de stoep. Hij vertelde een aangrijpend verhaal over de
celgenoot van ome Harrie. Deze man stond op het punt gefusilleerd te worden
en was er in geslaagd om zijn trouwring af te doen en iets op papier te
krabbelen. Hij smeekte ome Harrie ervoor te zorgen dat dit bij zijn vrouw in
Nijmegen terecht kwam. Ome Harrie heeft toen de aalmoezenier zover gekregen
om de ring en het briefje naar Dreumel te brengen. Tante Jo en ik hebben er
toen voor gezorgd dat de ring en het briefje in Nijmegen kwamen, al weet ik
niet meer hoe dat precies in zijn werk is gegaan. |
|
Ome Harrie stond toen ook op de nominatie om gefusilleerd te worden.
Dagelijks bij het luchten liep hij zijn rondjes in de koepel in afwachting
van het doodvonnis. In dezelfde ruimte zaten een paar Duitsers achter een
bureau maar ook een geblondeerde vrouw.
Op een gegeven moment knipoogde deze mevrouw naar hem. Ome Harrie vroeg zich
af waar hij deze vrouw van kende. Achteraf bleek het de dochter van zijn
broer Toon te zijn. Zij had gehoord dat er mensen werden opgepakt en heeft
zich toen voorgedaan als “moffenhoer”. Ze had zich laten blonderen, want
Joke – zo heette ze – had van nature zwart haar. Daarom herkende ome Harrie
haar in eerste instantie niet.
|
|
Ze heeft de Duitsers toen voorgesteld om met hen uit te gaan als ze
oom Harrie zouden vrijlaten, want die had geen vlieg kwaad gedaan en
was altijd alleen maar goed geweest voor kinderen.
De Duitsers zijn uiteindelijk akkoord gegaan en hebben ome Harrie
vrijgelaten. Hij is toen al liftend weer richting Dreumel gekomen en
kwam - na acht dagen te zijn weggeweest weer thuis.
Diezelfde avond is Joke er vandoor gegaan en heeft zich toen moeten
verstoppen. Ik heb na de oorlog nooit meer met haar over dit voorval
gesproken. |
|
|
Harrie
Vermeulen in een van zijn na-oorlogse auto's |
|
|
Al met al waren we met z’n allen doodsbang geworden en zijn we gaan
vluchten. We zijn in Rosmalen geweest, in Hintham, in Lithoijen in het
klooster, in de kerk bij de pastoor in Maasbommel. Dat ging op de fiets want
de auto mocht niet meer gebruikt worden. De wielen waren er vanaf gehaald en
die hingen bij ons in de garage.” |
|
Bronnen:
Interview B. de Keijzer – Van Echteld, 27 mei 2015;
Archief Gemeente Dreumel: De toestand in Dreumel tussen 1940-1944;
website www.tremele.nl/WO2
|
|
|
|
|
|