Verhalen uit de oorlog: 2. Dagboek van een evacué


 
Tonny Wammes - Van Oorsouw (1929) is een dochter van Anton van Oorsouw en Driekske van Eck uit Wamel. Anton was weer een broer van meester Piet van Oorsouw, die later hoofd der school in Alphen (Gld) werd. Zowel Anton als Piet zijn in Dreumel geboren.

Tonny was de jongste uit het gezin dat verder bestond uit Nolda (later gehuwd met Linnard Kuijpers), Johan, Mien, Gerda en Gerard. De moeder van Tonny werkte voor haar huwelijk als dienstbode bij burgemeester Gerrit van Eijseren en zijn vrouw. Zij woonden in huize "Robbekampen", Rooijsestraat nr. 51.

 

Op de foto Anton en Piet van Oorsouw (links) samen met hun ouders
Jan van Oorsouw en Willemina Kooijmans (rechts)

 
Tonny schreef haar belevenissen op in twee schoolschriftjes Robbekampen 51
 
Als kind hield Tonny al van schrijven. Ze vond het leuk om versjes te schrijven en verslagen te maken als gidsenleidster. Het is dan ook geen toeval dat ze in de Tweede Wereldoorlog besloot een dagboek bij te houden.

Als evacué verbleef ze van 4 november 1944 tot aan de bevrijding in Dreumel. Haar dagboek beschrijft de periode van 4 september 1944 tot januari 1945.

Tonny was 15 jaar toen ze voor de eerste keer moest evacueren. Ze woonde in de Lakenstraat 52 in Wamel. Zij volgde toen de oorlog uitbrak de kweekschool en maar heeft deze na de oorlog tot haar grote spijt niet af kunnen maken.
 

 

 

 
Het dagboek van Tonny begint op een moment dat de geruchtenstroom op gang komt dat de Engelsen aan de grens bij België staan...
 

 
Het was de dag die in de Nederlandse geschiedenis bekend staat als "Dolle Dinsdag" (5 september 1944). De vreugde was echter maar van korte duur...
 

 
Het duurde nog tot zondag 17 september voordat er weer reden tot blijdschap was...

 

 

17 september 1944: vliegtuigen boven de Maas in Alphen (Gld) op weg naar Arnhem

 

 
Een aantal dagen later verschenen de eerste geallieerde troepen in het Land van Maas en Waal. Maar met de komst van de Tommy's begonnen ook de problemen. Overdag lieten zij zich even zien, losten een paar schoten en vertrokken dan weer richting Wijchen. Dit leidde tot een vreselijke wraakactie van de Duitsers. In de avond van 20 september 1944 kwam een groep tot de tanden gewapende Duitsers met het pontveer de Waal over en begon aan een meedogenloze wraakactie...
 

 
Het vuur verspreidde zich letterlijk en figuurlijk langs de Waalbandijk. Huizen werden in brand gestoken en mensen werden volstrekt willekeurig uit hun huizen gehaald en bij het transformatorhuisje bij het begin van de Veerweg als vee bij elkaar gedreven. Veertien Wamelnaren werden meegenomen naar Tiel en daar enkele uren later gefusilleerd...
 

 
Deze gebeurtenissen veroorzaakten zoveel angst dat veel inwoners van Wamel besloten een veilig heenkomen te zoeken. De familie Van Oorsouw vluchtte naar Alphen (Gld) en verbleef gedurende drie weken bij Piet van Oorsouw, de oom van Tonny die daar hoofd der school was. Toen het weer rustiger werd keerde men terug naar Wamel. Toch is men daar niet lang gebleven, zo vertelt Tonny...

 

"Naderhand zijn die beschietingen begonnen. Dat was over en weer. Duitsers die weer overkwamen en de boel op stelten zetten. Wamel werd meer en meer doelwit. We hebben diverse keren in de kelder van ons huis gelegen om te schuilen.

Op een gegeven moment sloeg er een granaat in bij de buren, vervolgens een granaat bij de andere buren en tenslotte een bij ons in het achterhuis. Toen hoorde ik mijn moeder nog zeggen: “Nu gaan we ook weg."

Vader is toen op zijn fietsje naar mevrouw Van Eijseren (vrouw van de voormalige burgemeester) in Dreumel gegaan met het verzoek om bij haar te mogen schuilen. Mijn moeder had daar voor het trouwen gewerkt en hoopte dat er in het grote huis nog een plaatsje vrij was voor ons gezin. Mevrouw Van Eijseren, die al tachtig jaar was, vond het wel heel wat om er een gezin bij te krijgen maar stemde toe. Later heeft ze wel gezegd dat ze blij was dat we bij haar kwamen wonen. Ze kreeg namelijk heel veel militairen die ingekwartierd werden en als vrouw alleen voelde ze zich daarbij niet zo op haar gemak.

Wij waren daar met vader (Anton) en moeder (Driekske), Mien, Gerda, Gerard en ik. Johan kwam later, Nolda verbleef bij kleermaker Van Rooij tegenover de kerk; zij had verkering met slager Linnard Kuijpers. Verder waren er Mien, Gerda, Gerard en ik. Ondanks de vele beschietingen en het veelvuldig verblijf in de (schuil)kelder hebben we daar toch ook veel plezier gehad."

 
Evacués uit Wamel, de familie Anton van Oorsouw. L-R: Mien, Tonny, Gerda, Johan en Gerard (liggend)
 
Het gezin Van Oorsouw woonde overdag in de grote keuken van mevrouw Van Eijseren en sliep 's avonds in de zogeheten "Meidenkamer" die boven de keuken aan de kant van de dijk lag. Die kamer stamde nog uit de tijd dat er dienstmeisjes in huis waren.
 
Toen de geallieerde troepen meer permanent in de dorpen langs de Waal verbleven kreeg Dreumel ook te maken met inkwartiering. De inwoners waren verplicht om de soldaten in huis op te nemen.
 

Tonny had een jaar Engels gehad. Ze vond het een fijne taal en het spreken lukte haar ook goed. Op een gegeven moment kwamen er twee officieren aan de deur en Tonny moest natuurlijk tolken. Ze vroegen om inkwartiering. Aan mevrouw Van Eijseren werd uitgelegd wat de bedoeling was en zij had er geen problemen mee.

Tonny: "Achter de keuken was een schuur met daarboven een zolder. Daar kwamen de soldaten te liggen. We hebben Engelsen, Canadezen en ook Belgische soldaten uit Dixmuide gehad."

De geallieerde soldaten waren vooral in Maas en Waal om uit te rusten van de vermoeienissen aan het front en hun taken bestonden voornamelijk uit het patrouilleren langs de dijk in samenwerking met de Stoottroepen.

 

Aan voedsel was in Dreumel eigenlijk geen gebrek. Er waren aardappels en groenten uit de eigen tuin en natuurlijk was er ook voldoende fruit. Maar de afwisseling was minimaal want het werd steeds moeilijker om bepaalde producten te krijgen, zo schrijft Tonny...

 

 
Dat was in de grote steden natuurlijk nog een veel groter probleem. Mevrouw Van Eijseren had een broer die arts was in Rotterdam. Die man had twee zoons. En omdat men in Rotterdam moeilijk aan voedsel kon komen moest alles bewaard blijven voor deze familie.

Tonny: "Ze had bijvoorbeeld een kas vol met druiven. Die hingen allemaal te verschimmelen maar ze moesten bewaard blijven voor haar broer. En dan had ze ook nog mandflessen vol heerlijke wijn, maar daar mochten we niet aankomen want alles was voor haar broer!


Mevrouw Van Eijseren - De Boer

De Canadezen hadden natuurlijk allerlei verse producten bij zich. Zo hadden ze heerlijke verse thee, die we in geen jaren meer op hadden.

Dat smaakte veel beter dan die vieze zandthee die je met rode tabletjes kon maken.

Maar ja, wij kregen die lekkere thee niet! Die gaven ze aan mevrouw Van Eijseren!
 
En alles ging in een grote kast die in de keuken stond. Allemaal bedoeld voor het gezin van haar broer in Rotterdam. De Canadezen noemden die kast “the Spitfire”.

Op een gegeven moment klaagden wij daarover tegen de Canadezen en toen kreeg ze niks meer en kregen wij het allemaal. En als zij ’s middags naar bed ging, zetten wij gauw een lekker kopje thee en spoelden we alles om voordat ze weer naar beneden kwam.”
 
Toen het schieten in omvang toenam, werd het tijd om van de "meidenkamer" naar de grote kelder te verhuizen...
 

 

Tonny: "Mij krijgen ze niet, Anton,” zei mevrouw Van Eijseren dan tegen mijn vader en ze bleef gewoon haar slaapkamer aan de voorzijde van het huis gebruiken.

In de kelder stonden kisten met appels en Gerard, mijn broer, zou van tijd tot tijd die appels uitzoeken en de rotte eruit halen. Je begrijpt dat het voor ons een lekkernij was om ’s avonds als we op bed lagen een appeltje te eten.

Als mevrouw Van Eijseren dan weer eens de appelvoorraad controleerde, zei ze: ”Gerard, wat zijn er toch weer veel rotte appels!”

 
Een kijkje in de kelder van Huize Robbekampen
 

Langzamerhand kregen de evacués te maken met een ander probleem. Vanaf 14 november begon het Waalwater te stijgen en waren de uiterwaarden ondergelopen. Dat begonnen ze te merken in de kelder; deze was niet waterdicht en er kwam steeds meer water in de kelder te staan...

 

 
Tonny: "Met bakstenen en planken had vader een soort pad gemaakt om bij de bedden te komen. Het was een heel gedoe om in bed te komen en dan had je ’s nachts ook nog het probleem dat je dekens half in het water lagen als je je een keer omgedraaid had.

Mevrouw van Eijseren ging ’s avond om een uur of acht al naar bed en dan zei ze tegen mijn vader: “Anton, temper de kachel maar, want jullie gaan toch ook zo naar bed?” “Maar natuurlijk mevrouw,” zei mijn vader dan, “Wij gaan ook zo”.

Maar mijn vader had met de tuinman Haak geregeld dat er elke avond extra hout bij de kachel lag en zodra mevrouw naar bed was, werd de kachel natuurlijk weer opgestookt. En dan mochten ook de militairen binnen komen. Dan werd de radio aangezet (die hadden we op de een of andere manier weer teruggehaald) en werd er door mijn oudere zusters gedanst en werd er gekaart aan de grote tafel die in de keuken stond. Hoewel we verschillende talen spraken verstonden we elkaar op den duur erg goed bij het kaarten.

En de Canadezen brachten koffie of thee mee en wat lekkers en zo was het eigenlijke bijna elke avond feest. Mevrouw van Eijseren heeft er nooit wat van gemerkt want ze was zo doof als een kwartel."

 
De dagelijkse gang van zaken, de vaste gewoonten en gebruiken probeerden we - ondanks de oorlog - gewoon in stand te houden. Zo ging bijvoorbeeld het Sinterklaasfeest in Wamel gewoon door, schrijft Tonny...
 

 

Op 9 december is er een Canadees slachtoffer te betreuren…

 

 
Het betreft hier trooper Ken Blackmon, die ingekwartierd was in de bakkerij van Piet lemmers.
 

En ook aan het slapen in de kelder komt een eind...

 

 
Hoewel de familie met de gedachte speelt om weer terug te gaan naar Wamel, besluiten ze vanwege het vele schieten toch maar in Dreumel te blijven.

Een ander dreigend gevaar zijn de vele V1's die vanuit het oosten van Nederland hun weg zoeken naar Zuid-Engeland. Op 16 december 1944 schrijft Tonny...

 

 

 

Tonny: "Mevrouw Van Eijseren had nog nooit een V1 gezien en ze vroeg dan ook aan mijn vader om haar te waarschuwen als er weer een vliegende bom aan kwam.

Maar ze was de snelste niet meer en tegen de tijd dat ze eindelijk buiten was, was die V1 natuurlijk allang boven de Noordzee. “Ik ruik ‘m”, zei ze dan. “Hij stinkt!”

   

De dag voor Kerstmis kregen de bewoners van Robbekampen nog een onaangename verrassing…

 

 

De kerstdagen werden in relatieve rust doorgebracht al vielen er ’s morgens nog enkele granaten. Ook kreeg Dreumel op tweede kerstdag nog bezoek van een koninklijke gast, al zullen de meeste Dreumelnaren dat niet meegekregen hebben. Prins Bernhard bezocht samen met de staf van de 1e compagnie Stoottroepen een wachtpost aan de Waaldijk bij d'n Bol.

 

 
26 december 1944: Prins Bernhard (midden) loopt door de Rooijsestraat richting d'n Bol.
Daar bekijkt hij de Duitse stellingen aan de overkant van de Waal.
 

Tonny: "Mijn moeder bereidde samen met mevrouw Van Eijseren een heerlijk diner voor de Canadezen en ons gezin. De Canadezen zorgden voor de “turkey” en wij zorgden voor groenten, aardappelen en vlees, want dat hadden we genoeg. Dat was een indrukwekkend moment voor ons allemaal. We hebben samen kerstliederen gezongen en de Canadese jongens waren erg ontroerd. Na afloop kregen we van hen als dank een blik thee en een blik met biscuits."

 

“Op 31 december zijn we met de carrier van de Canadezen naar het ijs gereden en hebben we geschaatst. De jaarwisseling zelf was doodeng: er waren Duitsers over en er werd over en weer hevig geschoten”…

 

 

Dat Tonny erg nauwkeurig is met haar dagboekbeschrijvingen blijkt onder meer uit dit fragment uit deze krant van januari 1946 waarin men terugblikt op het laatste oorlogsjaar...

 


 

 

Twee foto's genomen op dezelfde locatie in de Rooijsestraat.
Links het woonhuis van de toenmalige huisarts Jacobus van der Kleij.
Het betreft hier een Ford Lynx scoutcar (F70895) A Squadron van de 12th Manitoba Dragoons (Canada).
De namen van de soldaten op de foto zijn ons niet bekend.

 

 

Het dagboek van Tonny eindigt op 10 januari 1945. Haar dagboek maakt dan een flinke sprong en beschrijft tenslotte de avond van 5 mei 1945...

 

 

Als je Tonny vraagt wat haar het meest is bijgebleven dan antwoordt ze:

Dat zijn de bommenwerpers die ’s nachts overkwamen op weg naar Duitsland. Dan lag je in je bed en je hoorde ze al van heel ver aankomen. En dat maakte me bijzonder angstig.

Het waren grote groepen vliegtuigen en dat ging elke nacht maar door. En die angst had ik ook als er weer eens een luchtgevecht aan de gang was. De hele lucht vol met vuur, dat was verschrikkelijk. Natuurlijk waren er ook nachten dat je niks hoorde; dat was heerlijk!

Hoe vreemd het ook klinkt, aan de tijd in Dreumel denk ik met veel plezier terug. En dat heeft alles te maken met het goede contact met de geallieerde soldaten en de belevenissen met mevrouw Van Eijseren.”

 

 

Bronnen:
- interview met mevr. Tonny Wammes – Van Oorsouw, 28 februari 2017;
- oorlogsdagboeken en fotomateriaal mevr. Tonny Wammes – Van Oorsouw;
- Van Vamele tot Wamel – Stichting Wamel Elfhonderd;
- Marco Hogenkamp - 12th Manitoba Dragoons;
- Gesprek met Cor van Leur tijdens de rondleiding op Robbekampen, 28 februari 2017.