Ginne moord in Oss, gin braend in Dreumel

Johan van Oss - Op zolder, achter de put, blz. 17

Jos van Koolwijk - Bronnenonderzoek


 
Geen moord in Oss, geen brand in Dreumel. dit bericht zou in de jaren '30 nu en dan in de krant gestaan hebben, bij wijze van hoge uitzondering dan,want er ging zelden een week voorbij of er werd in Oss wel een moord gepleegd of in Dreumel een brand gesticht. Althans, dat wil de volksoverlevering. Moorden in Oss en branden in Dreumel kwamen zo frequent voor, dat er aan een moord- en brandvrije week in die plaatsen grote nieuwswaarde werd gehecht: het moest in de krant.

 

De moorden in en om Oss zijn historisch. Meestal was de zogeheten Osse Bende er verantwoordelijk voor: een niets en niemand ontziende club criminelen. Een van de bendeleiders stond bekend als Toon de Soep, ofwel - op z'n zondags - als Antoine de Bouillon. De Osse Bende pleegde tot in de verre omtrek inbraken en roofovervallen, waarbij er niet voor teruggeschrokken werd een of meer lijken achter te laten. De slachtoffers waren vaak oudere bewoners van afgelegen boerderijtjes, van wie aangenomen werd dat zij wat spaargeld onder de strozak in hun bedstee hadden liggen.

 

   

NRC 24 april 1929

Eind april 1929: Overzicht van een geweldige brand in de Oude Maasdijk, waarbij in totaal 7 woonhuizen zijn afgebrand. De brand ontstond in het woonhuis van van Uden en sloeg van daaruit over naar Hoogmoet, van Kruijsbergen, van Oorsouw, Kooijmans, de Kleijn en van Sommeren.

 
 

bron: Brabantse Illustratie, 1929 (met dank aan Ab van Eck) wie kent er mensen? Mail ons!

 
 
Ook bij de herhaaldelijk voorkomende brandgevallen in Dreumel zou het meestal om geld te doen geweest zijn - volgens het principe "in d'n braend uit t'n braend" (in de brand uit de brand - als de verzekering maar uitkeerde).

"Vaoder, iste klap hard genoeg?" Uitspraak van zoon tot vader om tijdens onweer hun boerderij in brand te steken om zo de verzekeringspenningen te kunnen innen

   
In het boek "Heemkunde-projekt over Dreumel 1925 - 1985, deel 1,"  vertelt Dhr. Meindert van Toorn op bladzijde 44:

"Ik zat nog op de mulo en woonde aan de Bovendijk (= Waaldijk richting Wamel JVK). We zaten aan de tafel en door het raampje kon je net op de dijk kijken. Plotseling klonk de roep: "Bránd!! En..... Schiltmans stond in de fik! Ik hoor Dientje Schiltmans nog zeggen: "Och pastoor. we hebben het écht niet aongestókt!" Het werd een flinke brand: drie huizen van de Diakonie brandden af: Schiltmans, Evert van Valburg en Van Oort."

Wat later volgde een enorme brand in het dorpscentrum: café De Zwaan (Bernhard van Teeffelen) annex kolenhandel en taxibedrijf,Jan Weijn, Hend Reuser, en Dries van Rossum gingen allemaal tegen de grond.

   
Een zekere van Beers zorgde nog dat de brandspuit defect raakte en er praktisch niet geblust kon worden. Van andere ooggetuigen hoorden we nog vertellen, hoe wčl de drankvoorraad uit de kelder en uit de schuur van Van Teeffelen in veiligheid werd gebracht op het paadje van Kees de Keijzer om de hoek.
 
Met pollepels en kommen werd daar het alcoholische vocht geconsumeerd en velen waren later op de avond dronken! De burgemeester kondigde noodgedwongen een soort "staat van beleg" af en de marechaussee uit Oss moest met versterking komen om de nachtelijke rust te herstellen. Noodgedwongen werd er geslagen en geranseld!
 
Weet je wel, jongen, wat er allemaal gebeurt in Oss?", vroeg een bezorgde tante van een journalist. "Ben jij nou van de krant? Dan zal ik je het eens zeggen. In Oss loopen alle menschen met een lang mes in den linkerzak en een zware revolver in den rechterzak. Daar kun je 's avonds niet op straat zonder begeleiding van drie politiedienaren en een goed bijterigen hond. Ieder morgen heeft de Gemeentereiniging druk werk met het wegwasschen der bloedplekken van de straat........"

Na het vertrek van de margarinefabriek van Jurgens steeg de werkloosheid weer met grote cijfers. En dat kwam niet goed uit, zeker niet in de dertiger jaren, de jaren van recessie. Er ontstonden bende's, die van sterke en slappe Toon de Soep, Bijs de Sijp en d'n Ceel, welke op rooftocht gingen. Zeker onderling speelden zich drama's af waarbij enkele doden vielen. Dit waren criminele afrekeningen. Het volk heeft het meest last gehad van de vele diefstallen. De kracht van de bendes was vooral het zwijgen. Twee politiemachten, de gemeentelijke en de Marechaussee bestreden de bendes en kregen ze uiteindelijk toch klein. Toen was er de strijd welke politiemacht het meeste werk verricht had. Koningin Wilhelmina huldigde alleen de Marechaussee.