De pad


redactie - Tineke Vink - Liefkens


Tijdens de winter maanden zijn er weinig padden te zien. In mijn tuin ligt ergens een grote oude kokosnoot bedoela als vogelhuisje.

Maar een pad heeft het binnenste holletje gevonden en meteen tot super slaapplaats omgedoopt. Als je de kokosnoot openmaakt zit het helemaal vol met pad. Prachtig om te zien.

Ook bloempotten of andere tuindingen, een pad heeft veel creatieve bedenksels om er een winterslaapplaats van te maken. Maar nu is het april en de slaap is over. De padden trekken er op uit. Er moet gewerkt worden, er moet aan het nageslacht gedacht worden.

 
De gewone pad heet in het latijn: Bufo Bufo. Een pad is een amfibie. Dat wil zeggen dat hij op het land en in het water kan leven.
 
Verspreiding
Het is vanwege het enorme verspreidingsgebied de bekendste soort pad in Europa, en komt in heel Europa voor met uitzondering van Ierland en enkele Mediterrane eilanden.
 
Padden komen voor in tal van watertypen en kunnen tegen een hoge dichtheid aan vissen. Een gifstof bij het oog maakt het voor padden en paddenlarve mogelijk om zo tussen de vissen te leven zonder verorberd te worden. Veel andere amfibieën overleven vissen niet.
 
Omdat de pad een grotendeels verborgen levenswijze leeft kom je ze overdag niet veel tegen. Dan zitten ze onder stenen en dergelijke. Pas in de schemering worden ze actief.
 
Grote kans, als je de schuurdeur of serre-deuren  open laat staan, dat je s’avonds in huis over een pad struikelt. Wil je ze dan met de platte schop weer buiten zetten dan maken ze altijd eerst  een soort plasje op de schop of in huis. Dit is van de zenuwen denk ik.
 
Kenmerken
 
De gewone pad is als volwassen dier meestal tussen de 6 en 13 cm lang.. Het mannetje is vaak bijna de helft kleiner dan het vrouwtje. De kleur is bruin tot grijzig, ook wel eens wat groenig, met een droge, bobbelige wrattige huid.
 
Een pad kwaakt niet. Het geluid is meer een "oink oink" geluid.

Padden worden in de natuur gemiddeld een jaar of 6 oud. Ze zijn pas na 3 à 4 jaar geslachtsrijp. De maximaal te bereiken leeftijd wordt verschillend opgegeven. Zeker is dat padden enkele tientallen jaren oud kunnen worden.

De gewone pad kruipt  meer dan dat hij echt springt. Het oog heeft een goudbronzen kleur. De pupil is spleetvormig, en loopt horizontaal.

Achter ieder oog zit een opvallend dikke gifklier, maar het gif van deze soort is hooguit licht irriterend voor de huid. Het oppakken van de gewone pad is voor mensen niet gevaarlijk, maar het is raadzaam naderhand de handen te wassen en niet in de ogen te wrijven. Vanwege het gif is de pad dan ook geen geliefd prooidier.

 
Voedsel
Padden leven van insecten, spinnen, slakken en regenwormen die gedurende de schemering en de nacht worden bejaagd.
 
Het voedsel hangt ook af van de grootte. Heel grote exemplaren boven de 12 centimeter eten alles wat in de bek past. Zelfs muizen en uit het nest gevallen vogels zijn dan niet veilig! Exemplaren van een dergelijke grootte komen vaker voor in meer warmere streken. Ze horen bij de Zuid-Europese ondersoort Bufo bufo spinosa.
 
De gewone pad gebruikt voor het vangen van zijn prooi hoofdzakelijk de uitklapbare tong, waardoor hij een voorkeur heeft voor prooien die wat kleiner zijn en gemakkelijker naar binnen te werken.
 
Zelf moet de pad ook oppassen. Ook al hebben ze een behoorlijke schutkleur. Dieren met scherpe ogen vinden ze toch, zoals roofvogels, meeuwen en kraaien. Slangen lusten ook wel een padje. Maar in Dreumel hoeft de pad daar niet zo bang voor te zijn. Wie de eerste slang in Dreumel tegen komt mag mij bellen.
 
Voortplanting en paddentrek
 
Voor de voortplanting zijn padden van water afhankelijk en in het voortplantingsseizoen (maart-april) gaan ze op zoek naar water [paddentrek] en leggen daarbij soms grote afstanden af.
 

foto: Bert Beelen

 
Op sommige drukke routes helpen vrijwilligers de padden over de gevaarlijkste autowegen door schermen te plaatsen met ingegraven emmers waar de padden invallen. Daarna worden ze aan de andere kant van de weg weer uitgezet.

Op veel plaatsen worden ook paddentunnels gegraven zodat padden en andere amfibieën zonder gevaar kunnen oversteken.

 
Na enig informeren is er, naar mijn idee, in Dreumel geen hulp bij de paddentrek. Vandaar dat we in Dreumel ook het soort platte pad hebben.

Mannetjes kunnen behoorlijk vechten om een vrouwtje.

Ze trekken naar een vertrouwde sloot, plas of poel. Meestal is het het waterpartijtje waar ze zelf ter wereld kwamen. Biologen denken dat ze de geur van het water herkennen.

Onderweg springt het kleinere mannetje bij het vrouwtje op de rug en zij sjouwt hem mee naar de plaats waar de eitjes gelegd worden.

De eieren worden in lange doorzichtige snoeren in het water gelegd en aan ondergedoken waterplanten vastgemaakt. Uit de eieren komen donderkopjes die het water verlaten als de voorpootjes zich hebben ontwikkeld en de staart is verdwenen, net als bij kikkers.

Van eitje tot padje duurt drie maanden. De jonge padjes zijn dan nog erg klein en bevinden zich in enorme aantallen vlak langs het voortplantingswater. Na enige tijd trekken ze allemaal naar hoger gelegen gebieden.

Hieronder een link die een mooi filmpje laat zien over vrouwtjes pad met haar mannetje.

 

Paren en trekken tegelijk

 

klik op het plaatje om de film te starten