Knopkruid

een kosmopoliet


redactie - Wilma van Oss


Knopkruid  (Galinsoga spec.)

 

Naamgeving
Het geslacht bevat twee inheemse soorten: een behaarde,
het Harig knopkruid (Galinsoga quadiradiata) en een vrijwel kale, het Kaal knopkruid (Galinsoga parviflora).

Groeiplaats
Knopkruid
is geen geslacht dat kenmerkend is voor het rivierengebied. De ‘Knopkruidjes’ zijn afkomstig uit Peru. Het is nu een kosmopoliet die ook in Nederland volledig geïntegreerd is. Ze groeien bij voorkeur in (moes)tuinen, akkers en bermen en bij elke Dreumelnaar groeit er dus wel een Knopkruid vlak om de hoek.

 
   
Herkenkenmerken
 
  Knopkruid is eenjarig. De bloemhoofdjes zijn klein (ongeveer een halve centimeter), met gele buisbloemen en witte, slechts 4 - 6 centimeter kleine lintbloempjes.  
  De bladeren staan tegenover elkaar. Dat is in de composietenfamilie een zeldzaamheid. De soorten worden 15 - 60 centimeter hoog. Het Harig knopkruid wordt gemiddeld ruim tien centimeter langer dan zijn kale familielid.  
 

 

Je kunt de twee soorten makkelijk uit elkaar houden. Zoals de naam al zegt is het Harige knopkruid behaard. De bladeren zijn, vooral aan de onderkant, bezet met lange haren. Ook de zijtakken van de stengel hebben dichtafstaande, witte haartjes, terwijl Kaal knopkruid geen of weinig aangedrukte haartjes heeft.
 
Geef de maaltijd een accent uit de Wilde keuken!  
De jonge blaadjes van Knopkruid en stengels zijn eetbaar. Het kan in soepen zorgen voor een onverwacht accent. Vooral ‘de kale’ kan ook in salades worden verwerkt. Knopkruid is niet alleen smakelijk maar ook een bron van calcium. Dus 50-plussers, Knopkruid helpt tegen botontkalking en past volledig in de Wilde keuken en kost geen drol!