Heel lang
geleden werd er op een avond op de deur geklopt van een
klein vervallen huisje. Twee vermoeide mannen vroegen de
arme bewoner om een slaapplaats voor de nacht. Gastvrij
deelde hij met hen zijn schaarse voedsel en ruimde in zijn
kleine huisje een plekje in voor de nacht.
De reizigers
bleven een paar dagen, waardoor zijn bescheiden
voedselvoorraad uitgeput raakte. Op de derde avond
verontschuldigde de arme man zich beschaamd: ”Graag zou ik u
gastvrij onthalen, maar ik ben slechts een arme man. Ik kan
u, mijn gasten, geen maaltijd meer aanbieden. Al het eten is
op. Ik adviseer u bij mijn buurman aan te kloppen, hij is
een rijk man.” De twee reizigers werden echter bij de deur
van het witte stenen huis afgescheept met enkele munten.
De beide
buurmannen keken ieder door hun eigen raam naar buiten toen
de reizigers vertrokken. Verbijsterd zagen ze hoe de beide
mannen plotseling in twee engelen veranderden en
terugkeerden. De engelen gaven de arme buurman een klein
pakje zaad en de rijke buurman een groter pakje zaad. Direct
strooiden beiden verwachtingsvol de zaden op hun land en
wachten gespannen af wat deze hemelse zaden zouden
voortbrengen.
De ongastvrije
buurman zag dat uit zijn zaad prachtige bloemen te
voorschijn kwamen, maar zij bloeiden slechts één dag. Hij
kon de bloemen niet alleen niet verkopen, maar het bleek een
hardnekkig onkruid dat zijn andere gewassen overwoekerde.
Binnen een paar jaar was hij een arm man.
Teleurgesteld was
ook de gastvrije arme buurman toen er bij hem alleen maar
hoge distels opkwamen met stekelige kolven, vreemd bloeiend
met laagjes blauwe bloempjes. Op een nacht kreeg de arme man
in een droom een boodschap: “Laad de distelbollen op een kar
en verkoop ze op de markt van de stad aan schapenboeren. Zeg
hen dat ze hiermee beter hun wol kunnen kaarden.”
De volgende dag
toog hij met een volle kar stekelige bollen naar de grote
markt en keerde met veel geld huiswaarts. Binnen een paar
jaar was hij een rijk man. Sindsdien gebruiken schapenboeren
deze bollen om hun wol te kaarden |