Gele plomp (Nuphar lutea) |
|
|
Naamgeving
De naam
gele plomp verwijst naar de kleur van de bloem
en de groeiplaats: plomp (stilstaand
water/poel/gracht).
Nuphar
is waarschijnlijk
ontstaan uit nympharion en het verkleinwoord
daarvan is nymphe. De bloemen en bladen zijn
namelijk kleiner dan die van familielid Nymphaea
alba (Witte waterlelie). Lutea
betekent ‘geel’.
De soort hoort tot
de Waterleliefamilie (Nymphaceae).
|
|
|
Voorkomen |
|
In Dreumel in brede diepe sloten,
afgesneden rivierarmen en doorbraakkolken. |
|
Herkenkenmerken |
|
|
|
De gele
plomp bloeit vanaf mei tot september met
gesteelde, 3 tot 6 cm grote, gele
bloemen. Die komen ongeveer gelijktijdig
met de bladeren boven water. Ze hebben
meestal vijf gele bloemdekbladen, die
elkaar overlappen. Er zijn veel
meeldraden. De bloem heeft een platte
stempelschijf. |
|
|
|
De gele plomp is een overblijvende
plant van 60 cm tot 2 meter. De ondergedoken
bladeren zijn doorschijnend lichtgroen en
gegolfd. Drijvende bladeren zijn 10
tot 30 cm groot, elliptisch en hebben een
iets toegespitste top. Daardoor kun je
ze onderscheiden van de bladeren van de
waterlelie die ronder zijn. |
|
|
|
|
Mythe |
De gele plomp
werd als symbool voor kuisheid beschouwd.
Bij de Germanen was
de gele plomp een waternimf, die telkens wanneer een
vreemdeling passeerde van geslacht veranderde.
Een ander verhaal is dat
onder de bladeren een ondeugende of kwaadaardige geest
schuilt die wraak neemt op wie de bloem plukt. |
|
Gebruik |
|
|
De gele
plomp is de nationale plant van Friesland. Het
blad, maar dan in het rood (Fries: pompeblęd), staat
op de vlag.
De wortelstok, in
teer gedoopt, werd vroeger gebruikt bij kaalheid en
voor het genezen van beten van dolle honden. |
|
|