Lipbloemenfamilie

een familie met een geurtje


redactie - Wilma van Oss


 

Lipbloemenfamilie  (Lamiaceae/Labiateae)

 

De komende maanden zal de rubriek Plant van de maand in het teken staan van de lipbloemenfamilie. De lipbloemenfamilie (Lamiaceae of Labiateae, beide namen zijn toegestaan) is een soortenrijke familie. De familie kent (lage) struiken, bijvoorbeeld tijm en rozemarijn. Hogere struiken en bomen zijn zeldzaam in deze familie en zijn in Nederland niet inheems.

Het is een familie waarvan iedere Dreumelnaar een lid als buur heeft en bij de meesten ook in zijn keuken is te vinden. Daarom als start een kennismakingsrondje.

 
Naamgeving
De familie dankt zijn naam aan de typische vorm van de kroonbladeren, die samengegroeid zijn tot een boven- en onderlip. Labiatus betekent: van een grote lip voorzien.
 
Herkenkenmerken van de familie
   
 

Er zijn vijf vergroeide kelkbladeren. De (vijf) kroonbladeren zijn vergroeid in een boven- (gele pijl) en onderlip (blauwe pijl).

 
 

Er zijn vier meeldraden, twee langere en twee kortere (tweemachtig, noemt men dat).Als je in de kelk kijkt van een uitgebloeide bloem zie je een vierdelige vrucht.

 
   
 

De bloeiwijze is een schijnkrans. Dat betekent dat de bloempjes om de stengel in een krans lijken te staan, maar ze staan in een (sterk samengedrukte) spiraalvorm. Dat kun je zien als ze gaan bloeien. De bloempjes bloeien niet allemaal tegelijk, wat bij een krans wel het geval is.

 
 

De bladstand is tegenoverstaand en doordat de stengel vierkant is, staan ze daardoor kruisgewijs. Veel soorten in deze familie bevatten aromatische oliën in de bladeren en zijn hierdoor veelgebruikte keukenkruiden.

 
   
In de herhaling
 

Dit is een schoolplaat van de witte dovenetel en geeft een overzicht van de herkenmerken van de lipbloemenfamilie.

Links staat de plant en zie je dat de bladeren kruisgewijs tegenover elkaar staan aan de vierkante stengel.

In de oksels van die bladeren staan de bloempjes in schijnkransen.

Rechtsboven staat de kenmerkende kroon met boven- en onderlip.

Tegen de bovenlip staan de vier meeldraden: twee lange en twee korte.

Dan staat onder de kelk met het vierdelig vruchtbeginsel. In het midden staat de stamper met een stempel die lijkt op de gespleten tong van een adder. Als de zaden in het vruchtbeginsel zijn bevrucht groeit die uit tot een vrucht en vallen de vier delen uit elkaar.
 
Een familie met een geurtje
Als het ergens in het plantenrijk geurt, dan is het wel bij de lipbloemenfamilie.  De familie is dan ook de leverancier van veelgebruikte keukenkruiden zoals tijm, munt, basilicum, marjolein, salie en rozemarijn. En ook zeep en badschuim geven ze extra cachet.  Hieronder twee voorbeelden van prominente familieleden.
 

Tijm werd rond 1100 door de monniken uit Italië via Duitsland naar Nederland gebracht.

Een soeprecept uit 1663 vermeldde het gebruik van tijm en bier om verlegenheid te overwinnen, twijgjes werden door de adel bewaard om zich te beschermen tegen ziekten en stank. Bij verkoudheid is het drinken van tijmthee of tijmsiroop een aanrader.

Tijm bevordert de vertering van voedsel en past goed bij gevogelte, wild, schaaldieren, lam, vis, groenten, soep, aardappel en ragout. Gebruik verse tijm voorzichtig omdat het extra pittig is.

 

Echte tijm (Thymus vulgaris).

 
   

Rozemarijn is een symbool van liefdestrouw. Anna van Kleef droeg om die reden een krans van rozemarijn toen ze (in 1540) met koning Hendrik VIII van Engeland trouwde.

Haar bracht het geluk. Hendrik liet zich binnen een jaar van haar scheiden. met een goede financiële regeling. Daarmee was ze beter af dan zijn andere echtgenotes, waarvan hij er twee liet onthoofden.

Rozemarijn is door de sterke smaak vooral geschikt voor gebruik bij wild en rood vlees.

 

 

Rozemarijn (Rosmarinus officinalis).