Grote
kattenstaart (Lythrum salicaria) |
|
Naamgeving
De naam
kattenstaart verwijst naar de vorm van de lange
bloeiaar die aan de staart van een kat zou doen
denken. Maar die steken hun staart zelden omhoog.
De
geslachtsnaam Lythrum, betekent ‘met bloed
bevlekt, bezoedeld’ en verwijst naar de kleur van de
bloemen. De soortaanduiding salicaria
betekent: ‘met blad dat lijkt op een wilgenblad’
(zie ‘herkenmerken’).
De grote
kattenstaart is een lid van de
Kattenstaartfamilie (Lythraceae). |
|
Voorkomen |
De grote kattenstaart
komt in Nederland vrij algemeen voor. Overstromingen
overleeft de wortel moeiteloos. Het zaad kan in het water
ontkiemen. Dankzij hun lange wortel kunnen ze een droge tijd
wel overbruggen. Je treft deze soort in Dreumel aan, op
vochtige tot natte groeiplaatsen langs sloten en rivieren en
in de uiterwaarden. |
|
Herkenkenmerken |
|
|
|
Deze
overblijvende plant kan van een halve tot meer dan
een meter hoog worden. De stengel is vierkant
met vier in de lente verlopende strepen.
De 3 - 8 cm
lange (op wilgenbladeren lijkende), lancetvormige
tot eironde bladeren staan onderaan tegenover
elkaar, maar aan de top verspreid. |
|
De plant
bloeit van eind juni tot begin september.
De 1 - 1,6 cm
grote bloemen groeien in schijnkransen uit de
oksels van de bovenste bladen, elk heeft vier tot
meestal zes kroonbladeren en twaalf meeldraden De
paarsrode bloemen zijn gerangschikt in een tot 35
cm lange bloeiwijzen. |
|
|
In Dreumel heeft een
heel andere soort de naam kattenstaart/kattestart.
Deze soort lijkt er totaal niet op, is in de verste verte
geen familie. De soort hoort bij de paardenstaarten,
wel een ‘staart’ in de naam. Misschien dat daarin een
verklaring van de Dreumelse naam zou kunnen liggen.
Hieronder de beschrijving van de Dreumelse kattenstaart.
|
|
Heermoes (Equisetum arvense) |
|
|
Naamgeving
Equiseum: is samengesteld uit de Latijnse
namen ‘equus’ is paard, en ‘seta’ is
borstel, omdat men vond dat de fijne takjes op
paardenharen en de onvruchtbare stengels (hiernaast)
op een paardenstaart leken. Arvense verwijst
naar zijn groeiplaats
Heermoes:
de Nederlandse naam is ontstaan uit de woorden 'herde'
of 'kudde' en 'moes' of 'mos':
een feit dat heermoes heel vaak in groepen
bijeen staat zoals ook bij mossen het geval is. Je
moet er maar op komen.
Kattenstaart/kat-staart/kattestart is de
streeknaam voor deze soort, vooral beneden de Rijn.
De soort is lid van
de Paardenstaartfamilie (Equisetaeae). |
|
|
Groeiplaats |
|
Heermoes vind je op open, voedselrijke, omgewerkte
grond in bermen, in tuinen en op akkers. |
|
|
|
Heermoes
hoort niet bij de zaadplanten, maar bij de
sporenplanten (varens en mossen). Zaadplanten
planten zich zoals de naam al zegt voort met zaden.
Zaden zijn miniplantjes, met alles (wortel, stengel
en bladeren) al aanwezig.
De varens
vormen sporen in doosjes, die bij heermoes op
de top van de (bladgroenloze) vruchtbare 30
centimeter hoge stengels staan. Uit zo’n spore
ontstaat niet direct een varenplant. Eerst komt er
een voorkiem, een hartvormig blaadje. Hierop worden
de voortplantingsorganen gevormd. Onder de vochtige
omstandigheden vindt de bevruchting plaats. Op de
bevruchte eicel groeit een voorkiem. Deze vormt
later zelf wortels en daaruit groeit de varen.
De
vruchtbare stengels (links) verschijnen in april en
mei. De onvruchtbare stengels verschijnen ongeveer
twee weken later dan de vruchtbare die dan alweer
aan het verdorren zijn. Dus gedurende het jaar vind
je alleen de onvruchtbare stengels (rechts) van
heermoes.
De
gegroefde, sterk vertakte stengel van 10 tot 80
centimeter hoog is in leden verdeeld en kan, net
als de LEGO-blokjes, uit elkaar worden gehaald.
Eerste
lid
van de zijtakken is langer dan de stengelschede,
daardoor kun je heermoes van zijn soortgenoten
onderscheiden.
|
|
|
Nakomeling van een
familie met reuzen is een echte overlever |
De leden van de
paardenstaartenfamilie, kwamen massaal voor in de tijd
van de dinosauriërs. Verwanten van de heermoes waren
toen tientallen meters hoog. Zij hebben ook bijgedragen aan
de vorming van steenkool en dragen nu dankzij de
energie-slurpende mens nog bij aan de opwarming van de
aarde.
De dinosaurussen en
deze reuzenpaardenstaarten stierven 65 miljoen jaar geleden
uit, door een meteorietinslag. Hierdoor kwam er een grote
lading stof in de lucht die het zonlicht tegenhield en
daardoor stokte de plantengroei en stierven de
reuzenpaardenstaarten en veelvraten als de dinosaurussen
uit.
Heermoes
is een echte overlever. Op zwaar vervuilde
industrieterreinen is de soort vaak de laatste die verdwijnt
of de eerste die er weer komt na het stoppen van de
vervuilende activiteiten. De soort heeft een belangrijk
wapen om zijn concurrenten te bestrijden.
Grassen bijvoorbeeld
kunnen niet kiemen in de buurt van heermoes omdat hij
giftige stoffen uitscheidt. Ook is heermoes giftig voor
sommige dieren (bijv. paarden en koeien). Daarbij is
heermoes ook vrijwel niet uit te roeien. De plant heeft
meters lange wortels en deze breken heel makkelijk af
waardoor er altijd resten achterblijven. Deze resten groeien
weer uit en de plant komt in grotere aantallen terug. Ook
schoffelen is dus zeer onverstandig, je draagt hiermee bij
aan de voortplanting van de plant in plaats van de
liquidatie.
De slechte naam die
heermoes heeft, kun je opmaken uit sommige streeknamen. In
Overijssel is de volksnaam akkerpest en in Friesland
kwadernaet (Kwadenaart). Men sprak in
Friesland van ‘Goeden aard’ als heermoes ontbrak en
‘Kwadenaard’ wanneer er veel heermoes op een akker
stond. |
|