Grote kattenstaart

een opvallende verschijning aan de waterkant


redactie - Wilma van Oss


Grote kattenstaart  (Lythrum salicaria)

Naamgeving

De naam kattenstaart verwijst naar de vorm van de lange bloeiaar die aan de staart van een kat zou doen denken. Maar die steken hun staart zelden omhoog.

De geslachtsnaam Lythrum, betekent ‘met bloed bevlekt, bezoedeld’ en verwijst naar de kleur van de bloemen. De soortaanduiding salicaria betekent: ‘met blad dat lijkt op een wilgenblad’ (zie ‘herkenmerken’).

De grote kattenstaart is een lid van de Kattenstaartfamilie (Lythraceae).

 

Voorkomen
De grote kattenstaart komt in Nederland vrij algemeen voor. Overstromingen overleeft de wortel moeiteloos. Het zaad kan in het water ontkiemen. Dankzij hun lange wortel kunnen ze een droge tijd wel overbruggen. Je treft deze soort in Dreumel aan, op vochtige tot natte groeiplaatsen langs sloten en rivieren en in de uiterwaarden.
 
Herkenkenmerken    

Deze overblijvende plant kan van een halve tot meer dan een meter hoog worden. De stengel is vierkant met vier in de lente verlopende strepen.

De 3 - 8 cm lange (op wilgenbladeren lijkende), lancetvormige tot eironde bladeren staan onderaan tegenover elkaar, maar aan de top verspreid.

 

De plant bloeit van eind juni tot begin september.

De 1 - 1,6 cm grote bloemen groeien in schijnkransen uit de oksels van de bovenste bladen, elk heeft vier tot meestal zes kroonbladeren en twaalf meeldraden De paarsrode bloemen zijn gerangschikt in een tot 35 cm lange bloeiwijzen.
 

In Dreumel heeft een heel andere soort de naam kattenstaart/kattestart. Deze soort lijkt er totaal niet op, is in de verste verte geen familie. De soort hoort bij de paardenstaarten, wel een ‘staart’ in de naam. Misschien dat daarin een verklaring van de Dreumelse naam zou kunnen liggen. Hieronder de beschrijving van de Dreumelse kattenstaart.

 

Heermoes (Equisetum arvense)

 

Naamgeving
Equiseum
: is samengesteld uit de Latijnse namen ‘equus’ is paard, en ‘seta’ is borstel, omdat men vond dat de fijne takjes op paardenharen en de onvruchtbare stengels (hiernaast) op een paardenstaart leken. Arvense verwijst naar zijn groeiplaats

Heermoes: de Nederlandse naam is ontstaan uit de woorden 'herde' of 'kudde' en 'moes' of 'mos': een feit dat heermoes heel vaak in groepen bijeen staat zoals ook bij mossen het geval is. Je moet er maar op komen.

Kattenstaart/kat-staart/kattestart is de streeknaam voor deze soort, vooral beneden de Rijn.

De soort is lid van de Paardenstaartfamilie (Equisetaeae).

 

   
Groeiplaats  
Heermoes vind je op open, voedselrijke, omgewerkte grond in bermen, in tuinen en op akkers.
 

Heermoes hoort niet bij de zaadplanten, maar bij de sporenplanten (varens en mossen). Zaadplanten planten zich zoals de naam al zegt voort met zaden. Zaden zijn miniplantjes, met alles (wortel, stengel en bladeren) al aanwezig. 

De varens vormen sporen in doosjes, die bij heermoes op de top van de (bladgroenloze) vruchtbare 30 centimeter hoge stengels staan. Uit zo’n spore ontstaat niet direct een varenplant. Eerst komt er een voorkiem, een hartvormig blaadje. Hierop worden de voortplantingsorganen gevormd. Onder de vochtige omstandigheden vindt de bevruchting plaats. Op de bevruchte eicel groeit een voorkiem. Deze vormt later zelf wortels en daaruit groeit de varen.

De vruchtbare stengels (links) verschijnen in april en mei. De onvruchtbare stengels verschijnen ongeveer twee weken later dan de vruchtbare die dan alweer aan het verdorren zijn. Dus gedurende het jaar  vind je alleen de onvruchtbare stengels (rechts) van heermoes.

De gegroefde, sterk vertakte stengel van 10 tot 80 centimeter hoog is in leden verdeeld en kan, net als de LEGO-blokjes, uit elkaar worden gehaald.

Eerste lid van de zijtakken is langer dan de stengelschede, daardoor kun je heermoes van zijn soortgenoten onderscheiden.

 

 
Nakomeling van een familie met reuzen is een echte overlever

De leden van de paardenstaartenfamilie, kwamen massaal voor in de tijd van de dinosauriërs. Verwanten van de heermoes waren toen tientallen meters hoog. Zij hebben ook bijgedragen aan de vorming van steenkool en dragen nu dankzij de energie-slurpende mens nog bij aan de opwarming van de aarde.

De dinosaurussen en deze reuzenpaardenstaarten stierven 65 miljoen jaar geleden uit, door een meteorietinslag. Hierdoor kwam er een grote lading stof in de lucht die het zonlicht tegenhield en daardoor stokte de plantengroei en stierven de reuzenpaardenstaarten en veelvraten als de dinosaurussen uit.

Heermoes is een echte overlever. Op zwaar vervuilde industrieterreinen is de soort vaak de laatste die verdwijnt of de eerste die er weer komt na het stoppen van de vervuilende activiteiten. De soort heeft een belangrijk wapen om zijn concurrenten te bestrijden.

Grassen bijvoorbeeld kunnen niet kiemen in de buurt van heermoes omdat hij giftige stoffen uitscheidt. Ook is heermoes giftig voor sommige dieren (bijv. paarden en koeien). Daarbij is heermoes ook vrijwel niet uit te roeien. De plant heeft meters lange wortels en deze breken heel makkelijk af waardoor er altijd resten achterblijven. Deze resten groeien weer uit en de plant komt in grotere aantallen terug. Ook schoffelen is dus zeer onverstandig, je draagt hiermee bij aan de voortplanting van de plant in plaats van de liquidatie.

De slechte naam die heermoes heeft, kun je opmaken uit sommige streeknamen. In Overijssel is de volksnaam akkerpest en in Friesland kwadernaet (Kwadenaart). Men sprak in Friesland van ‘Goeden aard’ als heermoes ontbrak en ‘Kwadenaard’ wanneer er veel heermoes op een akker stond.